200600822/1.
Datum uitspraak: 6 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelraad van Amsterdam-Centrum,
verweerder.
Bij besluit van 26 januari 2006 heeft verweerder (hierna: het hoofdstembureau) de naam van appellant van de kandidatenlijst van de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelraad Amsterdam-Centrum geschrapt en die lijst ongeldig verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 31 januari 2006 heeft de Kiesraad een reactie ingediend.
Bij brief van 1 februari 2006 heeft het hoofdstembureau een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 februari 2006 heeft appellant een nadere memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, tegelijk met zaak 200600823/1, ter zitting behandeld op 2 februari 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het hoofdstembureau, vertegenwoordigd door mr. J.E. Geuzing, ambtenaar van de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel H 7, derde lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, dient, indien voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad op een lijst de naam voorkomt van een kandidaat die geen ingezetene is van de gemeente, bij de lijst te worden overgelegd een door die kandidaat ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de gemeente (hierna: verklaring van het voornemen tot vestiging).
Ingevolge artikel I 1, eerste lid, van de Kieswet houdt het hoofdstembureau op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.
Ingevolge artikel I 4 van de Kieswet beslist het hoofdstembureau op de derde dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.
Ingevolge artikel I 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Kieswet, voor zover thans van belang, schrapt het hoofdstembureau van de lijst de naam van de kandidaat die heeft verklaard dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de gemeente, en ten aanzien van wie blijkt dat hij tevens een zodanige verklaring heeft afgelegd voor de verkiezing van de leden van de raad van een andere gemeente.
Ingevolge artikel I 5, aanhef en onder g, van de Kieswet is de lijst ongeldig, waarop door toepassing van artikel I 6 alle kandidaten zijn geschrapt.
Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de Stadsdelen (hierna: de Verordening), voor zover thans van belang, wordt, waar in deze verordening bepalingen van de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, gelezen voor:
c. gemeenteraad: stadsdeelraad;
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Verordening zijn ten aanzien van de verkiezingen van de leden van de stadsdeelraad de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezingen van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing.
2.2. Het hoofdstembureau heeft aan het besluit van 26 januari 2006 ten grondslag gelegd dat appellant bij zowel het hoofdstembureau als het hoofdstembureau van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een verklaring van het voornemen tot vestiging heeft ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel I 5, onder g, en artikel I 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Kieswet, heeft het hoofdstembureau de naam van appellant van de kandidatenlijst van de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" geschrapt en die lijst ongeldig verklaard.
2.3. Door appellant wordt niet betwist dat door de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" bij zowel het hoofdstembureau als het hoofdstembureau van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een kandidatenlijst is ingeleverd met daarop appellant als enige kandidaat en met daarbij gevoegd zijn verklaring van het voornemen tot vestiging. Appellant stelt zich evenwel op het standpunt dat het hoofdstembureau Oost/Watergraafsmeer de kandidatenlijst van "AMSTERDAM LEEFT!" reeds ongeldig had moeten verklaren omdat geen bewijs is afgegeven van ontvangst van de waarborgsom en voorts geen twintig of meer geldige ondersteuningsverklaringen zijn overgelegd. Voorts betoogt appellant dat zijn verklaring van het voornemen tot vestiging in het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer ongeldig is en hij deze verklaring daarenboven op 26 januari 2006, voor zestien uur, heeft ingetrokken. Volgens appellant heeft het hoofdstembureau zijn naam dan ook ten onrechte van de kandidatenlijst van de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" geschrapt en die lijst vervolgens evenzeer ten onrechte ongeldig verklaard.
2.3.1. De Afdeling heeft bij uitspraak van heden, in zaak no.
200600823/1, het beroep van appellant tegen het besluit van 26 januari 2006 van het hoofdstembureau van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat het hoofdstembureau van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer terecht appellant van de lijst van de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" heeft geschrapt en de ingeleverde lijst ongeldig heeft verklaard, nu appellant bij zowel het hoofdstembureau van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer als het hoofdstembureau van het stadsdeel Amsterdam-Centrum een verklaring van het voornemen tot vestiging heeft afgelegd.
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het hoofdstembureau de naam van appellant terecht van de lijst van de politieke groepering "AMSTERDAM LEEFT!" heeft geschrapt en de ingeleverde lijst ongeldig heeft verklaard.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2006