200600915/1.
Datum uitspraak: 7 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het Hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Baarn,
verweerder.
Bij besluit van 30 januari 2006 heeft verweerder (hierna: het hoofdstembureau) beslist over de geldigheid van de kandidatenlijsten voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Baarn, over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduidingen van de politieke groeperingen. Daarbij is - onder meer - de kandidatenlijst van de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" geldig verklaard en zijn de daarop voorkomende kandidaten gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 1 februari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 1 februari 2006.
Bij brief van 3 februari 2006 heeft het hoofdstembureau een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 3 februari 2006 heeft de Kiesraad een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2006, waar appellant in persoon, en het hoofdstembureau, vertegenwoordigd door zijn voorzitter H.A. Smith, vergezeld van C.R. Birsak, W.D. Zondag en A.P.F. Kuyt, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de Baarnse Onafhankelijke Partij, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.1. Ingevolge artikel H 4, eerste lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, worden bij de kandidatenlijst overgelegd schriftelijke verklaringen van kiezers dat zij de lijst ondersteunen. Bij een verkiezing van de leden van de gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels in de raad minder dan negenendertig, doch minimaal negentien is, bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste twintig.
Ingevolge het achtste lid van dat artikel, voor zover thans van belang, geldt de in het eerste lid bedoelde verplichting niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan een of meer zetels zijn toegekend.
Ingevolge artikel I 1, eerste lid, van de Kieswet houdt het hoofdstembureau op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.
Ingevolge artikel I 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Kieswet, voor zover thans van belang, geeft het hoofdstembureau, indien bij het onderzoek blijkt dat, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal verklaringen, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd, daarvan onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan degene die de lijst heeft ingeleverd uiterlijk op de derde dag na de kandidaatstelling, het verzuim of de verzuimen in de kennisgeving aangeduid, herstellen ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur.
Ingevolge artikel I 4 van de Kieswet beslist het hoofdstembureau op de derde dag na de kandidaatstelling in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.
Ingevolge artikel I 5, aanhef en onder c, van de Kieswet is de lijst ongeldig waarbij, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal geldige verklaringen, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd.
Ingevolge artikel I 8, eerste lid, van de Kieswet, voor zover thans van belang, kan, indien beroep is ingesteld tegen een beschikking waarbij het hoofdstembureau een lijst ongeldig heeft verklaard op grond van een of meer van de verzuimen, vermeld in artikel I 2, eerste lid, zonder dat het hoofdstembureau tevoren overeenkomstig het in dat artikel bepaalde kennis heeft gegeven van het bestaan daarvan aan degene die de lijst heeft ingeleverd, deze het verzuim of de verzuimen alsnog herstellen ter secretarie van de Raad van State.
2.2. Appellant betoogt dat het hoofdstembureau de kandidatenlijst van de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" ten onrechte op 30 januari 2006 geldig heeft verklaard. Daartoe voert hij in essentie aan dat het besluit omtrent de geldigheid op 26 januari 2006 had moeten worden genomen en dat het nemen van dit besluit niet kon worden uitgesteld tot 30 januari 2006, teneinde de "Baarnse Onafhankelijke Partij" de gelegenheid te bieden alsnog twintig verklaringen van ondersteuning over te leggen.
2.2.1. Vaststaat dat de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" in strijd met artikel H 4, eerste lid, van de Kieswet bij het inleveren van de kandidatenlijst niet twintig verklaringen van ondersteuning heeft overgelegd. Volgens de "Baarnse Onafhankelijke Partij" heeft het hoofd Burgerzaken voorafgaande aan de kandidaatstelling aangegeven dat deze niet nodig waren, zoals van de zijde van het hoofdstembureau uitdrukkelijk is bevestigd. Op maandag 23 januari 2006 is het hoofdstembureau bij het onderzoeken van de kandidatenlijsten, als bedoeld in artikel I 1, eerste lid, van de Kieswet, niet gebleken dat sprake was van een - overigens herstelbaar - verzuim. Eerst op de openbare zitting waarin het hoofdstembureau diende te beslissen over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering, als bedoeld in artikel I 4 van de Kieswet, gehouden op donderdag 26 januari 2006 om zestien uur, is het hoofdstembureau gebleken dat de verklaringen van ondersteuning - anders dan eerder was aangenomen - wel noodzakelijk waren en dat de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" derhalve niet aan het vereiste van artikel H 4, eerste lid, van de Kieswet had voldaan. Vervolgens heeft het hoofdstembureau de vergadering tot maandag 30 januari 2006, zestien uur, geschorst, teneinde de "Baarnse Onafhankelijke Partij" in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen. Nadat hem was gebleken dat deze politieke groepering binnen de gegeven hersteltermijn ten minste twintig verklaringen van ondersteuning heeft overgelegd, heeft het hoofdstembureau de desbetreffende kandidatenlijst in een openbare zitting van 30 januari 2006 - alsnog - geldig verklaard.
2.2.2. Nu de dag van de kandidaatstelling bij koninklijk besluit (Stb. 2005, 361) is vastgesteld op maandag 23 januari 2006, diende het hoofdstembureau ingevolge artikel I 4 van de Kieswet op donderdag 26 januari 2006 te beslissen over de geldigheid van de kandidatenlijsten. De Kieswet voorziet niet in de mogelijkheid dat het hoofdstembureau deze beslissing uitstelt tot een latere datum, teneinde een politieke groepering in staat te stellen een hem alsnog gebleken verzuim te herstellen. Deze strikte procedureregeling in de Kieswet heeft als achtergrond voor ieder gelijke eerlijke verkiezingen te waarborgen. Er is geen ruimte voor het hoofdstembureau om in incidentele gevallen in afwijking van de dwingende bepalingen van de Kieswet dienaangaande te beslissen. Het hoofdstembureau heeft dan ook ten onrechte eerst op 30 januari 2006 beslist over de geldigheid van de kandidatenlijsten.
2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 30 januari 2006 dient te worden vernietigd.
Nu ter zitting van 26 januari 2006 van het hoofdstembureau is gebleken dat de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" bij de kandidatenlijst niet twintig verklaringen van ondersteuning heeft overgelegd, had het hoofdstembureau, gelet op het bepaalde in artikel I 5, aanhef en onder c, van de Kieswet, deze lijst toen ongeldig moeten verklaren. Omdat het hoofdstembureau heeft nagelaten daarvan tevoren overeenkomstig artikel I 2, eerste lid, van de Kieswet kennis te geven aan degene die de lijst heeft ingeleverd, had de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" tegen dat besluit beroep kunnen instellen bij de Afdeling en het verzuim alsnog kunnen herstellen ter secretarie van de Raad van State.
Indien het hoofdstembureau aldus overeenkomstig de Kieswet zou hebben gehandeld, zou de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" nog de mogelijkheid hebben gehad het verzuim te herstellen. Nu vaststaat dat de politieke groepering "Baarnse Onafhankelijke Partij" op 27 januari 2006 ten minste twintig geldige verklaringen van ondersteuning ter secretarie van de gemeente Baarn heeft overgelegd, bestaat dan ook geen aanleiding de kandidatenlijst van deze groepering alsnog ongeldig te verklaren.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat voor het overige geen beroep is ingesteld, moet ervan worden uitgegaan dat een juiste toepassing van de Kieswet door het hoofdstembureau tot dezelfde uitkomst als het thans vernietigde besluit had geleid, zodat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in overeenstemming met het bepaalde in artikel I 7, vierde lid, van de Kieswet aanleiding bestaat te bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het hoofdstembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Baarn van 30 januari 2006;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dit vernietigde besluit geheel in stand blijven;
IV. gelast dat gemeente Baarn aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2006