200506785/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/861 van de rechtbank Almelo van 4 juli 2005 in het geding tussen:
het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp".
Bij besluit van 12 januari 2004 heeft het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp" (hierna: de stichting) een aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming wegens functionele invaliditeit als gevolg van de vuurwerkramp afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2004 heeft de stichting het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juli 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 9 augustus 2005. Laatstgenoemde brief is aangehecht.
Bij brief van 20 september 2005 heeft de stichting van antwoord gediend.
Bij brieven van 2 en 5 januari 2006 heeft appellante nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2006, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. A.R.J. Oude Middendorp, advocaat te Enschede, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.C. de Die, advocaat te Den Haag, en haar [voorzitter], zijn verschenen. Voorts is gehoord dr. W.C.G. Blanken, medisch adviseur van de stichting.
2.1. Van toepassing is de "Regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit vuurwerkramp Enschede" (hierna: de Regeling), Staatscourant 2002, 64, pag. 32, vastgesteld op 22 maart 2002 en in werking getreden op 3 april 2002.
Volgens artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling wordt onder getroffene verstaan een nog in leven zijnde natuurlijk persoon die op het moment van de ramp of de onmiddellijke nasleep daarvan in het rampgebied in Enschede aanwezig en/of woonachtig was en als direct gevolg van de ramp letsel heeft opgelopen.
Volgens artikel 1, aanhef en onder e, van de Regeling wordt in deze regeling onder functionele invaliditeit verstaan: geheel of gedeeltelijk (functie)verlies van een deel of orgaan van het lichaam of een psychische stoornis of aandoening als gevolg van blijvend letsel.
Volgens artikel 4, eerste lid, van de Regeling heeft, indien een getroffene blijvend letsel heeft, hij recht op een tegemoetkoming wegens functionele invaliditeit.
Volgens artikel 4, tweede lid, van de Regeling wordt de mate van functionele invaliditeit van de getroffene door de stichting vastgesteld op advies van de medisch adviseur, zodra een medische eindtoestand is bereikt, maar uiterlijk op 1 juli 2003.
Volgens artikel 4, derde lid, van de Regeling wordt de mate van functionele invaliditeit uitgedrukt in een percentage dat wordt vastgesteld op grond van de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides vierde editie), aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie en de Nederlandse Orthopedenvereniging, als omschreven in bijlage 1 van deze Regeling.
2.2. De Regeling beoogt getroffenen een tegemoetkoming te verstrekken voor blijvend letsel ten gevolge van de vuurwerkramp. Daartoe dient blijkens artikel 4, tweede lid, van de Regeling de medische eindtoestand of de medische toestand op uiterlijk 1 juli 2003 als uitgangspunt te worden genomen.
2.3. Bij besluit van 12 januari 2004 heeft de stichting de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming wegens functionele invaliditeit als gevolg van blijvend lichamelijk letsel afgewezen, omdat de medisch adviseur niet heeft kunnen vaststellen dat appellante blijvend lichamelijk letsel heeft dat het gevolg is van de vuurwerkramp.
2.4. Het betoog van appellante dat de stichting het besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid, nu zij niet de nodige medische informatie heeft vergaard en dat de stichting het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, is een herhaling van haar betoog in beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de stichting het bestreden besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en deugdelijk gemotiveerd, nu de medisch adviseur de medische informatie over appellante heeft opgevraagd bij haar huisarts en behandelend specialist, deze medische adviseur appellante ook zelf heeft onderzocht en appellante op verzoek van de medisch adviseur is onderzocht door een orthopedisch chirurg. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de verkregen inlichtingen, noch uit de onderzoeken aannemelijk is geworden dat er een verband bestaat tussen de vuurwerkramp en de klachten van appellante en dat appellante geen medische gegevens heeft overgelegd die haar standpunt onderbouwen dat haar klachten wel een gevolg zijn van de vuurwerkramp. De door appellante in hoger beroep overgelegde brieven van de door haar geraadpleegde neuroloog T.J. Tacke leiden niet tot een ander oordeel. Tacke constateert immers dat de bevindingen van de MRI-foto's van de halswervelkolom niet te verklaren zijn door een trauma, maar door degeneratie van wervelkolomstructuren, zoals ook mensen kunnen ontwikkelen die geen ongeval hebben gehad. Uit de brieven blijkt ook overigens niet van een causaal verband tussen de vuurwerkramp en de klachten van appellante.
2.5. Het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan haar verwijt dat de beslissing op bezwaar niet op zorgvuldige wijze en daarmee in strijd met de artikelen 3:2 en 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) tot stand is gekomen, nu de medisch adviseur die de aanvraag heeft beoordeeld ook de bezwarencommissie heeft geadviseerd, leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Artikel 7:11 van de Awb vereist een heroverweging van het primaire besluit, op grondslag van het bezwaar. Dit artikel, noch enige ander bepaling verplicht het bestuursorgaan om, indien hij zich ten aanzien van de aanvraag waarop het primaire besluit is genomen heeft laten adviseren, door in dit geval een medisch adviseur, alvorens op een tegen dat primaire besluit ingediende bezwaar te beslissen, een nieuw advies te vragen aan een andere adviseur. Nu niet is gebleken dat het advies van de medisch adviseur op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen of anderszins onjuist is, mocht de stichting ook haar beslissing op bezwaar baseren op dat advies en is dit besluit niet in strijd met artikel 3:2 en/of 3:9 van de Awb.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank het beroep van appellante terecht ongegrond verklaard.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006