200504440/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Asten,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2345 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 april 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 16 februari 2004 heeft appellant (hierna: het college) het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen het gebruik dat PC Advies Asten B.V. (hierna: PC Advies) maakt van het perceel Ommelseweg 44d te Asten (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 1 juli 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 april 2005, verzonden op 8 april 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 18 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 18 mei 2005 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van 6 april 2005, het bezwaar van [wederpartij] wederom ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft [wederpartij] bij brief van 28 juni 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling. Dit beroepschrift is aangehecht.
Bij brief van 11 juli 2005, aangevuld bij brief van 25 augustus 2005, heeft PC Advies, die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Bij brieven van 20 juli 2005 en 14 september 2005 heeft [wederpartij] de gronden van zijn beroep aangevuld alsmede van antwoord gediend.
Bij brief van 3 oktober 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2006, waar het college, vertegenwoordigd door E.J.B.L. van Amelsfoort-Nooijen en L.A. Schoonen, ambtenaren van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door M.J.E. Driessen, zijn verschenen. Tevens is daar PC advies, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, en artikel 6:4, eerste lid, van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en vervolgens beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Anders dan [wederpartij] aanvoert, is de vraag of hij als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit van 16 februari 2004 dient te worden aangemerkt een kwestie van openbare orde, zodat de Afdeling deze vraag ambtshalve zal beoordelen.
2.3. Het gebruik dat PC Advies van het perceel heeft gemaakt, omvat het assembleren van computers, de handel in computers en de verkoop van computers aan particulieren. Het perceel is gelegen op een bedrijventerrein. [wederpartij] is eigenaar en verhuurder van een groot aantal winkelpanden in het zogeheten kernwinkelgebied van Asten, gelegen op ruim een kilometer van het perceel. Hij vreest dat de winkels in dit kernwinkelgebied nadeel ondervinden van de detailhandelsactiviteiten die PC Advies op het perceel uitoefent en dat die activiteiten de verhuur van vrijkomende winkelpanden kan belemmeren, waardoor de waarde van die panden daalt.
Het aldus door [wederpartij] als eigenaar van de winkelpanden gestelde belang is, gelet op de ligging van die panden ten opzichte van het perceel, niet rechtstreeks bij dat besluit het besluit van 16 februari 2004 betrokken. Niet aannemelijk is dat de waarde van die panden door dat besluit zodanig wordt beïnvloed dat de belangen van [wederpartij] rechtstreeks bij dat besluit betrokken zijn. Voor zover [wederpartij] opkomt voor de belangen van enkele van zijn huurders omdat die dezelfde producten zouden aanbieden als PC Advies, leidt dat er evenmin toe dat zijn belang rechtstreeks daarbij is betrokken.
Gelet op het voorgaande kan [wederpartij] niet als belanghebbende bij het besluit van 16 februari 2004 worden aangemerkt. Het college had het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaren. De beslissing op bezwaar komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit besluit en zal het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 16 februari 2004 niet-ontvankelijk verklaren.
2.5. Het hoger beroep wordt ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, geacht tevens te zijn gericht tegen het besluit van 18 mei 2005.
Nu ook bij dit besluit het bezwaar van [wederpartij] ontvankelijk is geacht, komt dat besluit, gelet op het vorenoverwogene, evenzeer voor vernietiging in aanmerking.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 april 2005, in zaak no. AWB 04/2345;
III. verklaart de bij de rechtbank door [wederpartij] ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Asten van 1 juli 2004, kenmerk AST04/1506/tk en van 18 mei 2005, kenmerk AST/tk;
V. verklaart het tegen het besluit van dat college van 16 februari 2004 door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 1 juli 2004;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Asten tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 680,67 (zegge: zeshonderdtachtig euro en zevenenzestig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Asten aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Huijben
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006