ECLI:NL:RVS:2006:AV2260

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507046/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake rentesubsidie door Stichting Fonds MKZ-AI

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 18 juli 2005 het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI, die op 11 mei 2004 een rentesubsidie van € 5160,00 aan appellante had verleend. Appellante maakte bezwaar tegen een later besluit van het bestuur, dat op 4 november 2004 het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 24 december 2004 was ontvangen, terwijl appellante stelde dat het al op 15 december 2004 was ingediend.

Tijdens de zitting op 16 december 2005 werd de zaak behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar directeur en het bestuur door mr. J.H. Verheul-Verkaik. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van appellante overwogen, maar concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De Afdeling bevestigde dat, wanneer een beroepschrift door de indiener zelf wordt bezorgd, de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van de stempel die op het document is geplaatst. Appellante kon niet aantonen dat het beroepschrift eerder was ingekomen dan de geregistreerde datum.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 22 februari 2006.

Uitspraak

200507046/1.
Datum uitspraak: 22 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1284 van de rechtbank Almelo van 18 juli 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2004 heeft het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: het bestuur) appellante een rentesubsidie van € 5160,00 verleend.
Bij besluit van 4 november 2004 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 10 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 september 2005 heeft het bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [directeur], en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.H. Verheul-Verkaik, medewerkster van de Dienst Regelingen, en [partij] zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet binnen de in artikel 6:7, gelezen in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn bij de rechtbank is ingekomen.
2.2.    Appellante betoogt dat de rechtbank haar beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe stelt zij dat de stempel met datum van ontvangst van de rechtbank niet juist kan zijn, nu deze 24 december 2004 vermeldt en het beroepschrift volgens appellante reeds op 15 december 2004, en derhalve tijdig, door Pots bij de rechtbank is bezorgd.
2.3.    Het betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 30 januari 2002 in zaak no. 200200211/1 (AB 2002, 151) moet er, wanneer een beroepschrift niet wordt verzonden naar de betrokken rechterlijke instantie, doch door de indiener zelf wordt bezorgd, van uit worden gegaan dat dit geschrift bij die instantie is ingekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering indien de indiener aannemelijk maakt dat het geschrift eerder is binnengekomen.
De Afdeling is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat appellante, nu Pots het beroepschrift namens haar bij de rechtbank in de brievenbus heeft gedeponeerd, met de niet gestaafde verklaringen daaromtrent niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift eerder bij de rechtbank is ingekomen dan op de door de rechtbank geregistreerde ontvangstdatum van 24 december 2004.
2.4.    Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank tot het juiste oordeel is gekomen dat het beroep van appellante tegen het besluit van het bestuur van 4 november 2004 niet-ontvankelijk is.
2.5.    Het beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2006
164-496.