ECLI:NL:RVS:2006:AV3836

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509845/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Stadshart' Lelystad

Op 27 februari 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Stadshart' van de gemeente Lelystad. Dit bestemmingsplan werd op 24 februari 2005 vastgesteld door de gemeenteraad. Verzoekers, waaronder de besloten vennootschap 'De Chinese Muur Lelystad B.V.', hebben tegen de goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Flevoland beroep ingesteld. In hun verzoek vroegen zij om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor schade aan hun restaurant door de gevolgen van het plan, met name door het verlies van parkeergelegenheid en zicht op hun zaak.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 13 februari 2006 ter zitting behandeld. Verzoekers stelden dat de goedkeuring van het plan voor het Dukaatplein onterecht was verleend, omdat dit zou leiden tot een aanzienlijke afname van hun omzet. De Voorzitter oordeelde dat, hoewel de belangen van de verzoekers in het geding waren, de belangen van de herontwikkeling van het winkelcentrum zwaarder wogen. De Voorzitter concludeerde dat het beroep van verzoeker B niet-ontvankelijk zou worden verklaard, terwijl het beroep van 'De Chinese Muur Lelystad B.V.' ontvankelijk was.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de belangen van de nieuwbouw en de revitalisering van het winkelcentrum in Lelystad zwaarder wegen dan de individuele belangen van de verzoekers. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 februari 2006.

Uitspraak

200509845/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "De Chinese Muur Lelystad B.V." en "[verzoeker B]", gevestigd te Lelystad respectievelijk Harderwijk
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Lelystad het bestemmingsplan "Stadshart" vastgesteld.
Bij besluit van 11 oktober 2005, kenmerk ROV/05.030924/A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 30 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 februari 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. E.J. Westerhuis, advocaat te Lelystad, en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. H.P.M. Laheij, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Lelystad, vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Schie, advocaat te Schiphol-Rijk, en W. Akster, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Naar uit de stukken volgt en ter zitting van de zijde van verzoekers is bevestigd heeft [verzoeker B] geen zienswijze tegen het ontwerpplan ingebracht. Gelet hierop verwacht de Voorzitter dat het beroep voor zover dit is ingesteld door [verzoeker B], door de Afdeling in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aangezien wat betreft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Chinese Muur Lelystad B.V." wel van een ontvankelijk beroep kan worden uitgegaan, ziet de Voorzitter geen beletselen voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van het winkelcentrum van Lelystad tot stadshart met een dusdanige ruimtelijke structuur dat de beoogde groei van de gemeente kan worden verwezenlijkt.
2.4.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voor zover dit ziet op het Dukaatplein. Zij verzoeken het plan in zoverre te schorsen.
2.4.1.    Zij voeren hiertoe aan dat de parkeergelegenheid op het Dukaatplein nabij hun restaurant De Chinese Muur alsmede het vrije zicht op en uit dit restaurant door de met het plan mogelijk gemaakte bebouwing zullen komen te vervallen. Zij verwachten dat met name in de afhaalfunctie, die volgens hen 70% van de omzet uitmaakt, een aanmerkelijke bedrijfsschade zal worden geleden.
2.5.    Met het plan is onder meer voorzien in de mogelijkheid het Dukaatplein te bebouwen. Niet in geding is dat de parkeergelegenheid nabij het restaurant en het vrije zicht op en uit het restaurant daarmee zullen komen te vervallen.
2.5.1.    De planregeling brengt naar het oordeel van de Voorzitter met zich dat de afhaalfunctie van het restaurant onder aanmerkelijke druk zal komen te staan. Uit dien hoofde mag worden verwacht dat de belangen van verzoekers zullen worden geschaad. Hier staan tegenover de belangen die zijn gemoeid bij het reconstrueren en revitaliseren van het winkelcentrum van Lelystad. De Voorzitter verwacht dat in de bodemprocedure de belangen bij het verwezenlijken van de nieuwbouw, waarmee een algemeen belang is gemoeid, zwaarder zullen worden gewogen dan de individuele belangen van verzoekers. Hij verwacht dan ook dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat verweerder de planregeling voor het Dukaatplein in redelijkheid niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft kunnen achten.
2.5.2.    Gelet hierop ziet de Voorzitter in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd geen reden het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te honoreren.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Bechinka
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2006
371.