ECLI:NL:RVS:2006:AV3916

Raad van State

Datum uitspraak
8 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503057/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake sloopvergunning Waterloostraat 107 te Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 februari 2005 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft een vergunning die op 31 januari 2001 door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is verleend voor de sloop van het pand Waterloostraat 107. De appellant, die eigenaar is van een nabijgelegen pand, stelt dat hij door de sloop in zijn financiële belangen is geschaad, omdat het pand zich in een beschermd stadsgezicht bevindt.

De rechtbank heeft overwogen dat de appellant geen procesbelang heeft, omdat hij enkel een principiële uitspraak wenst over het gemeentelijk beleid en niet kan aantonen dat hij persoonlijk schade lijdt door de sloop. De rechtbank concludeert dat er geen concreet belang is dat de appellant rechtstreeks raakt, en verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De Afdeling komt niet toe aan een beoordeling van de overige argumenten van de appellant, omdat het ontbreken van procesbelang al voldoende is om het hoger beroep af te wijzen.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgesproken in naam der Koningin en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200503057/1.
Datum uitspraak: 8 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. VEROR 03/2193 van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) een vergunning verleend voor de sloop van het pand Waterloostraat 107 te Rotterdam.
Bij besluit van 6 juni 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 februari 2005, verzonden op 24 februari 2005, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 april 2005, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Appellant heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 5 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 29 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek heeft het college bij brief van 5 december 2005 een nadere reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2005, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Kuipers, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn nog stukken in het geding gebracht.
2.    Overwegingen
2.1.    In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat, omdat appellant geen andere belangen heeft gesteld maar slechts een principiële uitspraak wenst in verband met het gemeentelijk beleid voor het gebied waarin het gesloopte pand stond en ook zijn pand staat, geen sprake is van een procesbelang.
2.2.    Appellant stelt dat hij door de sloop van het betreffende pand in een beschermd stadsgezicht als eigenaar van het pand [locatie] in zijn (financiële) belangen is geschaad.
2.3.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat, waar het beroep van appellant erop is gericht een principieel rechterlijk oordeel te verkrijgen over de rechtmatigheid van het besluit opdat de mogelijke toekomstige besluitvorming in het betrokken gebied zorgvuldiger zal verlopen, hierin geen concreet belang is gelegen dat appellant rechtstreeks raakt. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat hij schade lijdt bestaande uit een algemene waardedaling van alle panden, waaronder het zijne, in de omgeving van het gesloopte pand, heeft hij niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke waardedaling ten gevolge van de sloop sprake is en evenmin waaruit in zijn individuele geval de schade bestaat. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak derhalve terecht tot de conclusie gekomen dat het beroep van appellant wegens het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk is.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Aan een beoordeling van hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd komt de Afdeling onder deze omstandigheden niet toe.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2006
164-496.