200507201/1.
Datum uitspraak: 15 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft de gemeenteraad van Vlagtwedde, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 april 2004, het bestemmingsplan "Woonplan plan van wijziging uitbreidingsplan in onderdelen voor de kern Bourtange, partiële herziening 1952" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 juni 2004, kenmerk 2004-13.572/26, RRB, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
De Afdeling heeft het besluit van 22 juni 2004 bij uitspraak van 4 oktober 2004, no. 200406197/2, geheel vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 juni 2005, kenmerk 2004-23.051b/25/B.7, RP, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2006, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.J. van der Kooi, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Tevens is daar gehoord de gemeenteraad van Vlagtwedde, vertegenwoordigd door E.B. de Boer, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Het toetsingskader van de Afdeling
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellant
2.3. Appellant stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het plan heeft verleend. In dit verband voert hij aan dat met het saneren van zogenoemde "slapende contingenten" wordt gehandeld in strijd met een aan hem gedane toezegging van de zijde van het gemeentebestuur van de gemeente Vlagtwedde dat het door hem geleden vermogensverlies ten gevolge van een kavelruil in 1996 zou worden gecompenseerd door hem de bouw van drie woningen toe te staan. Hij is van mening dat de woningcontingenten die volgens hem met de vaststelling van het plan vrijkomen, om niet aan hem verstrekt moeten worden.
2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het plan goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen feiten.
2.5.1. Op grond van de provinciale nota "Bouwen en wonen" bedraagt de uitbreidingscapaciteit voor woningen van de gemeente Vlagtwedde tot het jaar 2006 nul woningen. Op 9 juli 2002 heeft de gemeenteraad een woonplan vastgesteld. In het kader hiervan is de woningbouwcapaciteit in de bestemmingsplannen onderzocht en is voorgesteld "slapende" bouwcapaciteit weg te bestemmen. Een deel van deze "slapende bouwcapaciteit" is gelegen in het gebied waarop het plan betrekking heeft.
Bij brief van 8 juli 2003 heeft verweerder ingestemd met het woonplan en de gemeente Vlagtwedde tot en met het jaar 2006 een extra woningcontingent toegekend op grond waarvan 100 woningen binnen de gemeente mogen worden gebouwd.
2.5.2. Het plan heeft betrekking op een aantal op de plankaart aangeduide percelen in de dorpskern van Bourtange. Op grond van het vorige bestemmingsplan dat dateert uit 1952 bestaat de mogelijkheid op deze percelen woningbouw te realiseren. Van die mogelijkheid is nooit gebruik gemaakt. Het plan is erop gericht te voldoen aan de doelstelling in het woonplan om de "slapende bouwcapaciteit" weg te nemen. Op grond van het plan is nieuwbouw op de percelen waarop het plan ziet daarom niet meer toegestaan.
2.5.3. In 1996 heeft appellant deelgenomen aan ruilverkaveling waarbij hij, naar hij heeft gesteld, vermogensverlies heeft geleden. Met het college van burgemeester en wethouders is appellant overeengekomen dat hij ter compensatie van dit vermogensverlies in staat wordt gesteld drie woningen te bouwen. Appellant heeft ten behoeve van de bouw van die woningen van "Acantus woongroep" drie woningcontingenten gekocht voor een bedrag van € 37.500,00. Appellant wenst deze woningen te bouwen buiten het plangebied. Ter zitting is vast komen te staan dat het ontwerp van het bestemmingsplan dat de bouw van deze drie woningen mogelijk moet maken inmiddels ter inzage is gelegd. De gemeenteraad van Vlagtwedde stelt dat appellant met de mogelijkheid tot de bouw van die drie woningen op voldoende wijze wordt gecompenseerd voor het geleden vermogensverlies.
Het oordeel van de Afdeling
2.6. Daargelaten de vraag of en in hoeverre appellant met de mogelijkheid tot de bouw van de drie woningen wordt gecompenseerd voor het geleden vermogensverlies, overweegt de Afdeling dat de bezwaren van appellant niet zijn gericht tegen het plan zelf maar tegen de verdeling van de in de gemeente Vlagtwedde beschikbare woningcontingenten. Die verdeling maakt geen deel uit van het plan zodat verweerder daarin, nu op hem de taak rust om te bezien of het plan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, geen grond heeft hoeven zien om hieraan goedkeuring te onthouden.
2.7. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.8. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Taal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2006