200504846/1.
Datum uitspraak: 15 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 05/1516 en 05/1517 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 20 mei 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand.
Bij besluit van 16 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en een lichte bouwvergunning verleend voor het bouwen van een berging op het perceel kadastraal bekend sectie […], nr. […], gemeente Loon op Zand, plaatselijk bekend [locatie], Loon op Zand (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 maart 2005 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2005, verzonden op 30 mei 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 1 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 23 november 2005 heeft [vergunninghouder], die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2006, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door J.W.P. Hooning, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [vergunninghouder], bijgestaan door mr. G.J.M. Immens.
2.1. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met de ingevolge het ter plaatse als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Kom Loon op Zand" op het perceel rustende bestemming "tuinen en open erven".
Om niettemin bouwvergunning voor het bouwplan te kunnen verlenen heeft het college toepassing gegeven aan de bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
Niet in geschil is dat het bouwplan op grond van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO.
2.2. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat hun belangen zich verzetten tegen realisatie van het bouwplan, nu dit, zoals het vergund is, met zich brengt dat een sleuf in de zijgevel van hun woning moet worden geslepen voor het aanbrengen van een loodslab ten behoeve van de dakconstructie van de berging en daardoor ten minste vijf van de acht ventilatieroosters in de zijgevel worden dichtgezet, waardoor vochtoverlast in hun woning zal ontstaan.
2.2.1. Dit betoog slaagt. Bij de belangenafweging, die plaats dient te vinden in het kader van het verlenen van vrijstelling als hier in geding, kunnen ook privaatrechtelijke aanspraken van omwonenden een rol spelen. Anders dan het college naar voren heeft gebracht diende dan ook in het onderhavige geval, waarin een lichte bouwvergunning aan de orde is, rekening te worden gehouden met de aantasting van het eigendomsrecht van appellanten. Appellanten hebben gedocumenteerd aangegeven dat hun belangen zich verzetten tegen realisatie van het thans voorliggende bouwplan op de onderhavige locatie. In de bestreden beslissing op bezwaar heeft het college onvoldoende rekening gehouden met deze belangen van appellanten. Het enkele standpunt van het college dat de kans op condensvocht verwaarloosbaar klein zal zijn en dat, wanneer door appellanten geen toestemming wordt verleend voor het plaatsen van een loodslab, in plaats daarvan zou kunnen worden volstaan met een afdichting van tempex en het door laten lopen van de dakbedekking daaroverheen is niet onderbouwd met gegevens waaruit kan blijken dat de door appellanten geuite, met relevante documentatie onderbouwde, vrees dat realisering van het bouwplan tot aantasting van hun eigendommen zal leiden ongefundeerd zou zijn en kan niet de conclusie dragen dat met de belangen van appellanten voldoende rekening is gehouden en dus voor het bouwplan vrijstelling kon worden verleend. Hiermee heeft het college in strijd gehandeld met het vereiste van een deugdelijke motivering van de beslissing op bezwaar zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog gegrond verklaren en het bestreden besluit van 23 maart 2005 vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.4. Het college dient op navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 20 mei 2005, 05/1516 en 05/1517;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand van 23 maart 2005, kenmerk 2005001556;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Loon op Zand aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Loon op Zand aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2006