ECLI:NL:RVS:2006:AV6220

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200600254/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Buitengebied, Kremersveenweg te Losser

Op 4 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Losser het wijzigingsplan "bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Kremersveenweg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 10 januari 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 7 maart 2006 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde en J.A.G. Geelen, en verweerder door mr. A. van Maurik, ambtenaar van de provincie. Ook het college van burgemeester en wethouders van Losser was vertegenwoordigd door H.T.M. Schutte.

De Voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De relevante wetgeving, waaronder de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht, wordt besproken. Het wijzigingsplan voorziet in de bestemming "Agrarisch bouwblok" voor gronden aan de Kremersveenweg in Losser, waar [partij] een akkerbouwbedrijf annex vleesvarkenshouderij wil vestigen. Verweerder heeft het wijzigingsplan goedgekeurd, maar verzoekers stellen dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.

De Voorzitter concludeert dat verzoekers te ver van het plangebied wonen om als belanghebbenden te worden beschouwd. De afstand van ongeveer 900 meter en de aanwezigheid van een houtwal en bosstrook tussen hun woning en het plangebied maken het onwaarschijnlijk dat zij zicht hebben op het nieuwe landbouwbedrijf. Daarom verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van verzoekers niet-ontvankelijk zal achten. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing wordt uitgesproken op 13 maart 2006.

Uitspraak

200600254/2.
Datum uitspraak: 13 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2005, heeft het college van burgemeester en wethouders van Losser het wijzigingsplan "bestemmingsplan Buitengebied, wijzigingsplan Kremersveenweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 12 april 2005, kenmerk RWB/2005/308, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Bij uitspraak van 22 juli 2005, inzake no.
200504534/1 en 200504534/2, heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak dit besluit vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 8 november 2005, kenmerk RWB/2005/2488, opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 8 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en J.A.G. Geelen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. van Maurik, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Losser, vertegenwoordigd door H.T.M. Schutte, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.
2.3.    Het wijzigingsplan voorziet in de bestemming "Agrarisch bouwblok" voor de gronden gelegen aan de Kremersveenweg in Losser, kadastraal bekend gemeente Losser, sectie […], nummer […]. [partij] wil op dit perceel een akkerbouwbedrijf annex vleesvarkenshouderij vestigen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het wijzigingsplan goedgekeurd.
2.4.    Het college van burgemeester en wethouders van Losser en [partij] hebben aangevoerd dat verzoekers niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt.
2.5.    De Voorzitter overweegt dienaangaande het volgende.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als in deze procedure aan de orde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.5.1.    Verzoekers bewonen een pand aan de [locatie] te [plaats]. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bedraagt de afstand tussen de gronden waarop het plan ziet, en de woning ongeveer 900 meter. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat verzoekers vanaf hun huisperceel zicht zullen hebben op het nieuw te bouwen landbouwbedrijf, omdat tussen het bedrijf en de woning een houtwal en een bosstrook liggen. De Schopweg maakt geen deel uit van de aan- en afvoerroute van het bedrijf.
2.6.    Gelet op het voorgaande is de Voorzitter voorshands van oordeel dat verzoekers op een te grote afstand van het plangebied wonen om nog te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. Ook anderszins is niet gebleken dat verzoekers een persoonlijk belang hebben dat hen van anderen onderscheidt. Gelet hierop verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van verzoekers niet-ontvankelijk zal achten.
2.7.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Bultema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2006
400.