ECLI:NL:RVS:2006:AV6221

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200600905/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van vergunning voor bloembollenverwerkingsbedrijf en jongvee opfokbedrijf in De Wolden

Op 13 maart 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vergunning voor het oprichten van een bloembollenverwerkingsbedrijf en jongvee opfokbedrijf in De Wolden. De vergunning was verleend op 16 december 2005 door het college van burgemeester en wethouders van De Wolden en was ter inzage gelegd op 22 december 2005. Twee stichtingen, te weten 'Stichting Bollenboos' en 'Stichting Milieufederatie Drenthe', hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoeken zijn ingediend op respectievelijk 30 en 31 januari 2006 en zijn op 1 februari 2006 bij de Raad van State ontvangen.

De zitting vond plaats op 28 februari 2006, waar de verzoekers en de vergunninghouder vertegenwoordigd waren. De verzoekers voerden aan dat de verleende vergunning onvoldoende waarborgen biedt tegen verontreiniging van het milieu door bestrijdingsmiddelen vanuit een gepland bezinkbassin. Ze vreesden onomkeerbare gevolgen voor de kwetsbare omgeving. De Voorzitter oordeelde dat de gronden van de verzoekers nader onderzoek vereisen, wat niet mogelijk is in deze procedure. Gezien de oprichtingssituatie en de mogelijke onomkeerbare gevolgen, besloot de Voorzitter de verzoeken toe te wijzen.

De beslissing hield in dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Wolden werd geschorst en dat de gemeente werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers. De gemeente moest ook het griffierecht vergoeden dat door de verzoekers was betaald. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure.

Uitspraak

200600905/2.
Datum uitspraak: 13 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    de stichting "Stichting Bollenboos", gevestigd te Diever, gemeente Westerveld,
2.    de stichting "Stichting Milieufederatie Drenthe", gevestigd te Assen, en Staatsbosbeheer regio Noord, gevestigd te Groningen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van De Wolden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2005 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer, verleend voor het oprichten en in werking hebben van een bloembollenverwerkingsbedrijf en jongvee opfokbedrijf, gelegen aan [locatie] te [plaats], gemeente De Wolden. Dit besluit is op 22 december 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekster sub 1 bij brief van 30 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2006, en verzoekers sub 2 bij brief van 31 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2006, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 31 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2006, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 februari 2006, waar verzoekster sub 1, vertegenwoordigd door [secretaris van de Stichting], verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door ir. J. van den Berg, medewerker van de Milieufederatie Drenthe, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. K.F. de Ruijter-Thijssen, ir. K. Mensinga, ambtenaren van de gemeente, en dhr. ing. F.H.C. van Houts, werkzaam bij de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor bloembollencultuur, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [directeur] als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding.
2.3.    Verzoekers hebben, kort weergegeven, aangevoerd dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning onvoldoende waarborgen biedt tegen verontreiniging van het milieu met bestrijdingsmiddelen vanuit het in de inrichting geplande bezinkbassin voor het opvangen van spoelwater. Gevreesd wordt voor onomkeerbare gevolgen voor de kwetsbare omgeving waarin de inrichting volgens hen is gelegen.
2.4.    Verweerder heeft bij het nemen van het besluit ten aanzien van de beoordeling van de milieugevolgen van het hierboven genoemde bezinkbassin de "Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector" van Alterra van 31 oktober 2002 gehanteerd.
2.5.    De gronden die verzoekers naar voren hebben gebracht vergen nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent, waarbij de Voorzitter in aanmerking neemt dat de Afdeling nog geen uitspraak heeft gedaan waarin een oordeel is gegeven over het hanteren van de "Handreiking aanleg, beheer en monitoring bezinkbassins voor de bloembollensector" van Alterra van 31 oktober 2002 als toetsingskader. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat het hier een oprichtingssituatie betreft en onomkeerbare gevolgen kunnen intreden indien het bestreden besluit in werking treedt, ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken toe te wijzen.
2.6.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Wolden van 16 december 2005, kenmerk VV-2005-043;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van De Wolden tot vergoeding van bij verzoekster sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,27 (zegge: negenendertig euro en zevenentwintig cent); het dient door de gemeente De Wolden aan verzoekster sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van De Wolden tot vergoeding van bij verzoekers sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 42,27 (zegge: tweeënveertig euro en zevenentwintig cent); het dient door de gemeente De Wolden aan verzoekers sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente De Wolden aan verzoekster sub 1 het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt;
IV.    gelast dat de gemeente De Wolden aan verzoekers sub 2 het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Kuipers
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2006
271-509.