ECLI:NL:RVS:2006:AV6224

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200601250/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • F.G. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor milieuvergunning jachtwerf

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 maart 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoekster, een jachtwerf, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, dat op 2 januari 2006 een last onder dwangsom had opgelegd wegens het overtreden van drie voorschriften verbonden aan een milieuvergunning. De last was opgelegd naar aanleiding van een controle die had plaatsgevonden op het perceel van de jachtwerf.

De voorschriften betroffen onder andere de verplichting om de inrichting schoon te houden, de aanwezigheid van een goedgekeurd calamiteitenplan en markeringen voor opslagplaatsen van brandbare gassen. De begunstigingstermijnen voor het beëindigen van de overtredingen varieerden van twee tot vijf maanden. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om meer tijd te krijgen voor het naleven van de voorschriften, onder verwijzing naar een bedrijfsongeval en personeelstekort.

Tijdens de zitting op 6 maart 2006 heeft de verweerder aangegeven dat er geen overtreding meer was van één van de voorschriften, maar dat de gestelde termijnen voor de andere voorschriften voldoende waren. De Voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat de verweerder zich op een redelijk standpunt had gesteld. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200601250/1.
Datum uitspraak: 13 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 januari 2006, kenmerk S1749\19967, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens het overtreden van drie voorschriften verbonden aan de bij besluit van 7 januari 2005 verleende milieuvergunning ten behoeve van een jachtwerf, op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 10 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 maart 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door R.R.M. Clemminck, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De last strekt tot naleving van de voorschriften 1.1.1, 5.4.1 en 11.3.4. In voorschrift 1.1.1 is bepaald dat de inrichting schoon moet worden gehouden en in goede staat van onderhoud moet verkeren. Voorschrift 5.4.1 vereist de aanwezigheid van een actueel en door de commandant van de brandweer goedgekeurd calamiteitenplan. Voorschrift 11.3.4 ziet op markeringen op de opslag- of opstelplaats waar zich flessen met brandbare gassen of zuurstof bevinden en op de afstand die bij het roken of bij open vuur in acht moet worden genomen ten opzichte van deze plaats. De begunstigingstermijn voor het beëindigen van overtreding van voorschrift 1.1.1 bedraagt vijf maanden. De begunstigingstermijn voor het beëindigen van overtreding van de voorschriften 5.4.1 en 11.3.4 bedraagt twee maanden.
2.2.    Blijkens het verzoekschrift strekt het verzoek om een voorlopige voorziening ertoe om meer tijd te verkrijgen om de overtredingen te beëindigen. Verzoekster wijst erop dat zij naar aanleiding van de controlebezoeken reeds een aantal maatregelen heeft getroffen. In verband met een bedrijfsongeval en een gebrek aan personeel binnen de inrichting is volgens haar echter meer tijd nodig om de gehele last uit te voeren.
Ter zitting heeft verweerder laten weten dat niet langer sprake is van overtreding van voorschrift 11.3.4. Wat de voorschriften 1.1.1 en 5.4.1 betreft acht verweerder, rekening houdend met de situatie binnen het bedrijf, de gestelde termijnen lang genoeg om naleving ervan te bewerkstelligen.
De Voorzitter ziet in hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.G. van Dam, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Dam
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2006
441.