ECLI:NL:RVS:2006:AV6225

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200510182/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Sportpark Polder Albrandswaard en voorlopige voorziening

Op 7 april 2005 heeft de gemeenteraad van Albrandswaard het bestemmingsplan "Sportpark Polder Albrandswaard" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 12 december 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 2 maart 2006 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door gemachtigden en verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd was door mr. J. du Pont. Ook de gemeenteraad van Albrandswaard was aanwezig, vertegenwoordigd door C. de Klerk-Verbeek, M. Brandes en Q. Maas.

De Voorzitter oordeelt dat het bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied ten oosten van Poortugaal en de aanleg van een sportpark met bijbehorende voorzieningen mogelijk maakt. Verzoekers stellen dat het plan hun woon- en leefklimaat aantast, vooral door de goedkeuring van plandelen met de bestemming "Sportpark -Rd(p)-" en de aanduidingen "schapenwei" en "groenvoorzieningen". Ze vrezen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan.

Verweerder heeft de plandelen goedgekeurd en stelt dat het woon- en leefklimaat van verzoekers niet ernstig wordt geschaad. De Voorzitter concludeert dat de bestreden plandelen voor een deel al in gebruik zijn als schapenwei en dat er geen onomkeerbare ontwikkelingen zullen plaatsvinden totdat de Afdeling uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan. Daarom ontbreekt het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

De Voorzitter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 14 maart 2006.

Uitspraak

200510182/2.
Datum uitspraak: 14 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2005 heeft de gemeenteraad van Albrandswaard het bestemmingsplan "Sportpark Polder Albrandswaard" vastgesteld.
Bij besluit van 4 oktober 2005, kenmerk DRM/ARB/05/4034A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 12 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2006, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. du Pont, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Albrandswaard, vertegenwoordigd door C. de Klerk-Verbeek, M. Brandes en Q. Maas, allen ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat ligt ten oosten van de kern Poortugaal, gemeente Albrandswaard. Het plan maakt onder meer de aanleg van een sportpark met bijbehorende voorzieningen mogelijk.
2.3.    Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte het plandeel met de bestemming "Sportpark -Rd(p)-" en de aanduiding "schapenwei" en het plandeel met de bestemming "Sportpark -Rd(p)-" en de aanduiding "groenvoorzieningen" tussen de schapenwei en hun woning heeft goedgekeurd. Zij stellen onder meer dat het plan onvoldoende zekerheid biedt dat hun woon- en leefklimaat als gevolg van het plan niet zal worden aangetast. In dit verband wijzen zij op de afstand van het sportcomplex tot aan hun woning die wordt aanbevolen in de brochure Bedrijven en Milieuzonering.
Verzoekers beogen onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4.    Verweerder heeft de plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat van verzoekers als gevolg van het plan niet ernstig wordt geschaad.
2.5.    Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de plandelen met de bestemming "Sportpark -Rd(p)-" bestemd voor sportvoorzieningen, natuurontwikkeling, bosbouw, extensieve recreatie, water, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, openbare nutsvoorzieningen, maatschappelijke doeleinden met uitzondering van geluidsgevoelige functies, een ontsluitingsweg voor bestemmingsverkeer, een kinderboerderij en een ondergeschikte horecakantine. Verder is recreatief of hobbymatig medegebruik van de gronden zoals een schapenwei, paardenwei en moestuin een en ander met uitzondering van bedrijfsmatige activiteiten zoals een manege of een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "schapenwei" toegestaan.
2.6.    Ter zitting is vast komen te staan dat de bestreden plandelen voor een deel al in gebruik zijn als schapenwei en daarbij behorende groenvoorzieningen. Voorts zal het overige deel van de bestreden plandelen binnen de planperiode ook als schapenwei in gebruik worden genomen. Ter zitting is door de gemeenteraad en verweerder erkend dat het niet aannemelijk is dat de schapenwei en de daarbij behorende groenvoorzieningen binnen de planperiode zullen worden gebruikt ten behoeve van het aangrenzende sportcomplex en dat zij er bij nader inzien geen bezwaar tegen hebben de schapenwei als zodanig in het plan te bestemmen. Dit biedt ook meer zekerheid voor verzoekers dat mogelijk overlast veroorzakende sportactiviteiten niet op korte afstand van hun woning kunnen gaan plaatsvinden. Vast staat dan ook dat, afgezien van het graven van een sloot aan de rand ervan, ter plaatse van de thans aan de orde zijnde plandelen geen onomkeerbare ontwikkelingen zullen plaatsvinden totdat de Afdeling uitspraak in de hoofdzaak zal hebben gedaan. Gelet hierop ontbreekt het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7.    Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Verbeek
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2006
388-449.