200508912/1.
Datum uitspraak: 22 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats], zich noemende
de Werkgroep Nijmeegs Spoor,
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.
Bij brief van 11 juli 2005, kenmerk G620/05.0020350, heeft verweerder aan NS Railinfrabeheer B.V., tevens h.o.d.n. ProRail B.V. (hierna te noemen: ProRail) bericht dat bij geluidmetingen in de nacht van 28 op 29 juni 2005 niet respectievelijk niet met zekerheid een overtreding is vastgesteld van voorschrift 10.2 uit de milieuvergunning van 17 juni 2003 en dat Prorail daarom niet de dwangsom verbeurt die haar is opgelegd bij besluit van 11 juni 2004. De brief is in afschrift aan [appellant] toegezonden.
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 15 september 2005, kenmerk G140/SB 05.0026084, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 25 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen per fax op 25 oktober 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 december 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. ProRail is daar vertegenwoordigd door ing. C.T.M. Bomers.
2.1. Verweerder heeft in zijn verweerschrift betwist dat appellanten belanghebbenden zijn die beroep in kunnen stellen, nu [appellant] door zijn verhuizing naar Lent niet meer nabij het spoorwegemplacement in Nijmegen woont en nu de Werkgroep Nijmeegs Spoor als zodanig geen entiteit is die kan deelnemen aan het rechtsverkeer.
2.1.1. De Afdeling stelt vast dat zowel het bezwaar als het beroep zijn ingesteld door [appellant], mede namens de Werkgroep Nijmeegs Spoor. [appellant] is als indiener van bezwaar belanghebbende bij de beoordeling van de beslissing op zijn bezwaar. Gezien hetgeen hij heeft gesteld over een door hem voor te bereiden verzoek om schadevergoeding, ziet de Afdeling onvoldoende grond om aan te nemen dat hij vanwege zijn verhuizing geen procesbelang meer heeft bij een uitspraak over de rechtmatigheid van de beslissing op bezwaar.
De Werkgroep Nijmeegs Spoor bezit geen rechtspersoonlijkheid. Na het indienen van het beroepschrift hebben de leden van die werkgroep desgevraagd tijdig hun identiteit bekend gemaakt aan de Afdeling, waarmee de Afdeling ervan uitgaat dat het beroep is ingesteld door de afzonderlijke leden van de werkgroep, die in de nabijheid van het emplacement wonen. Onder de gegeven omstandigheden moet het er voor worden gehouden dat ook door deze personen bezwaar is gemaakt en hun beroep ontvankelijk is.
2.2. Appellanten stellen dat de brief van 11 juli 2005 ten onrechte niet is aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens hen heeft die brief rechtsgevolg omdat - kort weergegeven - daaruit blijkt dat de Prorail de in haar milieuvergunning vastgelegde geluidgrenswaarden overschrijdt.
2.2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt verstaan onder een besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2.2. De Afdeling stelt vast dat de brief van 11 juli 2005 inhoudt dat verweerder niet respectievelijk niet met zekerheid een overtreding door Prorail heeft geconstateerd en dat Prorail daarom geen dwangsom verbeurt. Deze brief bevat uitsluitend een feitelijke mededeling. Van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen op grond van de Awb bezwaar en beroep open staat is dan ook geen sprake. Daarom heeft verweerder het tegen die brief gerichte bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2006