200507262/1.
Datum uitspraak: 29 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Bij besluit van 20 januari 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 29 december 2004 bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van appellante komen.
Bij besluit van 2 augustus 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 16 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2005, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.K. Dessens, advocaat te Rotterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en mr. S.D.M. Mahangi, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Artikel 4.2.15, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam (hierna: APV) verbiedt het op andere dagen en tijden dan krachtens het eerste lid en in het tweede lid is bepaald ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.
Ingevolge artikel 4.2.1 van de APV wordt onder 'huishoudelijke afvalstoffen' verstaan: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.
2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met afvalstoffen die op 29 december 2004 is aangetroffen aan de Veerkade, ter hoogte van nummer 9, te Rotterdam. Volgens verweerder was deze huisvuilzak, blijkens een daarin aangetroffen poststuk, afkomstig van appellante en heeft zij die in strijd met artikel 4.2.15 van de APV ter inzameling aangeboden.
2.3. Appellante heeft op het adres Veerkade 9 te Rotterdam geen particulier huishouden, zodat reeds om die reden niet kan worden gesteld dat appellante in strijd met artikel 4.2.15, derde lid van de APV heeft gehandeld. Nu er geen overtreding is zoals gesteld was verweerder niet bevoegd over te gaan tot toepassing van bestuursdwang. Verweerder heeft het besluit van 20 januari 2005 bij het bestreden besluit ten onrechte niet herroepen.
2.5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het besluit van 20 januari 2005 moet worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 2 augustus 2005, kenmerk A.B.2005.2.04296/JDK;
III. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 20 januari 2005, kenmerk STZ HA nr. 04/03223;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Rotterdam aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Rotterdam aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2006