200506485/1.
Datum uitspraak: 29 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2914 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 juni 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 8 januari 2004 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd om bouwvergunning te verlenen voor het geheel vernieuwen van de dakconstructie van de woning van [wederpartij] op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], kadastraal bekend, gemeente Geffen, sectie […], nummer […].
Bij besluit van 24 augustus 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en het besluit van 8 januari 2004 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 13 juni 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 19 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juli 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 augustus 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 september 2005 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 maart 2006, waar het college, vertegenwoordigd door drs. E.R.M. Kuiper, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
Voorts is als partij gehoord [wederpartij], bijgestaan door mr. R.E. Izeboud, advocaat te Rosmalen.
2.1. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag om bouwvergunning niet ziet op het oprichten van één of meer dakkapellen.
2.1.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dient het college te beslissen op een aanvraag om vergunning zoals die is ingediend. Onder omstandigheden is het college echter gerechtigd, en in bepaalde gevallen zelfs verplicht, om de indiener van een bouwaanvraag in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag zodanig te wijzigen of aan te vullen dat geconstateerde beletselen voor het verlenen van de bouwvergunning worden weggenomen. Indien de wijziging van de oorspronkelijke aanvraag echter zodanig ingrijpend is dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken, dient een nieuwe bouwaanvraag te worden gedaan.
2.1.2. [wederpartij] heeft op het aanvraagformulier om bouwvergunning van 15 juli 2003 vermeld dat de aanvraag ziet op het geheel vernieuwen van de dakconstructie van de woning. Ter toelichting heeft hij aangegeven dat het dak geheel was verrot en aangetast door insecten. Op de bij de aanvraag behorende bouwtekening is vermeld dat de aanvraag betrekking heeft op het vernieuwen van spanten en dakplaten. De rechtbank heeft derhalve op goede gronden geconcludeerd dat het oprichten van één of meer dakkapellen niet is aangevraagd. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, doet aan het vorengaande niet af dat op de bouwtekening ook dakkapellen zijn weergegeven, aangezien op deze tekening expliciet is aangegeven dat de aanvraag het vernieuwen van dakspanten en dakplaten betrof.
Het betoog van het college dat het aan [wederpartij] bij brieven van 16 september 2003 en 7 november 2003 om aanvullingen van de bouwaanvraag heeft verzocht die mede betrekking hadden op de omvang van de reeds gedeeltelijk opgerichte dakkapellen en daarom ook deel uitmaken van de aanvraag, faalt. De aanvullingen betreffen een zodanig ingrijpende wijziging van de oorspronkelijke aanvraag dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken.
2.2. Gezien het voorgaande komt de Afdeling niet toe aan beoordeling van hetgeen het college overigens heeft aangevoerd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 529,63 (zegge: vijfhonderdnegenentwintig euro en drieënzestig cent), waarvan een gedeelte groot € 483,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Maasdonk aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Driel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2006