ECLI:NL:RVS:2006:AV7547

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508341/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. van Dijk
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitbreiding Horeca-Convenant Schagen Centrum 2000 voor Grillroom Jeruzalem

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Grillroom Jeruzalem tegen de weigering van de burgemeester van Schagen om het gebied voor het Horeca-Convenant Schagen Centrum 2000 uit te breiden en de grillroom tot het convenant toe te laten. De burgemeester had op 16 juli 2002 besloten om de uitbreiding te weigeren, wat door de rechtbank Alkmaar in eerdere uitspraken werd bevestigd. Appellant, vertegenwoordigd door mr. G.G.E.A. Frederix en M. Kager, betoogde dat de burgemeester onvoldoende had aangetoond dat een verruiming van de sluitingstijden zou leiden tot overlast in het centrum van Schagen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de burgemeester aannemelijk had gemaakt dat het toestaan van een later sluitingsuur voor de grillroom tot een toename van de overlast zou leiden, vooral door de aantrekkingskracht op bezoekers van de nabijgelegen discotheek Vernes.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de grillroom niet langer open te laten blijven. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester voldoende redenen had om aan te nemen dat een verruiming van de openingstijden zou leiden tot een toename van de overlast, en dat de eerdere negatieve ervaringen met de snackwagen op de Loet ook relevant waren voor deze beslissing. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200508341/1.
Datum uitspraak: 29 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], h.o.d.n. "Grillroom Jeruzalem", wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. HOREC 04/1459 van de rechtbank Alkmaar van 8 augustus 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Schagen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2002 heeft de burgemeester van Schagen (hierna: de burgemeester) geweigerd het gebied voor het Horeca-Convenant Schagen Centrum 2000 (hierna: het convenant) uit te breiden en Grillroom Jeruzalem (hierna: de grillroom) tot het convenant toe te laten.
Bij besluit van 12 juni 2003 heeft de burgemeester het daartegen door appellant gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2004 heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) - voor zover thans van belang - het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard.
Bij besluit van 25 juni 2004 heeft de burgemeester opnieuw op het bezwaar van appellant beslist en dit wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2005, verzonden op 19 augustus 2005, heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit van 25 juni 2004 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 november 2005 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. G.G.E.A. Frederix, werkzaam bij Koninklijk Horeca Nederland en M. Kager, adviseur, en de burgemeester G. Westerink in persoon, bijgestaan door A. in 't Veld, werkzaam bij de gemeente en R. de Meulmeester, brigadier van de regiopolitie Noord-Holland Noord, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Schagen (hierna: de Apv) is het de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 0.00 uur en 6.00 uur.
Ingevolge het tweede lid kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.
Blijkens paragraaf 1.2, onder d, van het convenant mogen snackbars (droge horeca), tevens zijnde gesloten inrichtingen, in de nacht van zaterdag op zondag tot uiterlijk 06.00 uur bezoekers toelaten en geopend zijn. Na 01.00 uur wordt in de snackbars geen alcoholhoudende drank verstrekt.
2.2.    Ambtshalve stelt de Afdeling voorop dat het in bezwaar gehandhaafde besluit van 16 juli 2002 een weigering behelst om voor de grillroom andere dan de in artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de Apv bepaalde sluitingstijden vast te stellen, zodat dat besluit een voor bezwaar vatbare beschikking behelst als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb.
2.3.    Vaststaat dat de grillroom in de nacht van zaterdag op zondag tot 02.00 uur geopend mag blijven en dat appellant met onderhavige procedure beoogt te bereiken dat zijn grillroom in de nacht van zaterdag op zondag tot - uiterlijk - 06.00 uur geopend mag blijven.
2.4.    Appellant bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat door de burgemeester voldoende aannemelijk is gemaakt dat het voor de grillroom toestaan van een later sluitingsuur tot een toename van de overlast in het centrum van Schagen zal leiden. In dit verband voert appellant aan dat het grootste deel van de bezoekers van discotheek Vernes niet naar de op loopafstand van de grillroom gelegen snackbar Cosy gaat, hoewel die wel in de nacht van zaterdag op zondag tot 06.00 uur open mag zijn, zodat niet deugdelijk is gemotiveerd waarom dit anders zou worden indien de grillroom eveneens tot 06.00 open mag zijn. Daarnaast valt niet in te zien waarom niet wordt toegestaan dat de grillroom tot 04.30 uur open mag zijn, aangezien de burgemeester dan niet hoeft te vrezen dat bezoekers van discotheek Vernes na sluiting van de discotheek niet meer direct naar de parkeerplaats gaan.
Voorts bestrijdt appellant het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester bij zijn oordeelsvorming mede de problemen met de snackwagen op de Loet heeft mogen betrekken, aangezien de grillroom niet vergelijkbaar is met die snackwagen.
Verder bestrijdt appellant het oordeel van de rechtbank dat hij slechts met een proces-verbaal van 7 mei 2000 heeft gestaafd dat verruiming van de sluitingstijden een positief effect heeft op de openbare orde in het centrum van Schagen, aangezien hij bij verruiming van de openingstijden mede zal zorgen voor toezicht op de openbare orde direct bij de grillroom.
Daarnaast bestrijdt appellant het oordeel van de rechtbank dat het feit dat snackbar Cosy langer mag openblijven omdat dat bedrijf in het convenant is opgenomen, niet maakt dat ook de grillroom langer open mag blijven. In dit verband betoogt appellant dat hij steeds bewust buiten het convenant is gehouden, dat aan de deelname aan het convenant door snackbar Cosy geen overwegingen van openbare orde ten grondslag liggen en dat de grillroom qua ligging beter binnen het convenant past dan snackbar Cosy.
Tenslotte betoogt appellant dat de weigering om bij wijze van proef de sluitingstijden te verruimen, niet afdoende is gemotiveerd.
2.5.    Dit betoog faalt. Gelet op de dossierstukken, waaronder de brief van 3 juni 2004 van J.M. Bakker, inspecteur van politie, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geconcludeerd dat door de burgemeester aannemelijk is gemaakt dat verruiming van de openingstijden van de grillroom tot een toename van de overlast zal leiden in het centrum van Schagen doordat een deel van het publiek van - met name - discotheek Vernes, dat thans na het verlaten van de discotheek in overwegende mate direct het centrum verlaat, na verruiming van de openingstijden in de richting van de grillroom en daarmee naar het centrum zal gaan trekken. Bovendien is aannemelijk gemaakt dat door verruiming van de openingstijden het in de nachtelijke uren op taxivervoer wachtende publiek meer over het centrum zal worden verspreid, zodat aan de wachtlokaalfunctie die de snackbars bij de taxistandplaats thans vervullen, afbreuk wordt gedaan en de politie in mindere mate dan thans op de openbare orde toe zal kunnen zien. Daarnaast komt uit de stukken naar voren dat zich thans op de Rensgars geen incidenten voordoen doordat daar thans na 02.00 geen bedrijven open zijn, terwijl openstelling van de grillroom na dat uur alsnog publiek zal gaan trekken dat zich gedeeltelijk op straat bij de grillroom zal gaan ophouden. In dit verband heeft de burgemeester mede mogen afgaan op de eerdere negatieve ervaringen met de snackwagen op het Loet, aangezien op grond van die ervaringen valt te verwachten dat door ruimere openstelling van de grillroom daarbij in meer of mindere mate dezelfde soort openbare ordeproblemen zijn te verwachten als die welke zich bij de snackwagen hebben voorgedaan.
Dat zich juist openbare ordeproblemen voordoen omdat de grillroom niet na 02.00 uur is geopend, zoals appellant betoogt, is door hem niet aannemelijk gemaakt. Immers, blijkens de politie doen zich thans op de Rensgars geen incidenten voor. Mede in het licht hiervan kan aan de enkele omstandigheid dat de vensterruit van de grillroom op 7 mei 2000 om omstreeks 04.20 uur kapot is geschopt, niet de conclusie worden getrokken dat de openbare orde per saldo er bij is gebaat dat de grillroom langer open mag blijven, nog daargelaten dat niet bekend is of voornoemd vandalisme daadwerkelijk verband houdt met het feit dat de grillroom was gesloten.
Appellant bestrijdt voorts tevergeefs het oordeel dat de omstandigheid dat snackbar Cosy langer mag openblijven, niet maakt dat de grillroom eveneens langer open mag blijven. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester de omstandigheid dat de snackbar Cosy door deelname aan het convenant langer open mag blijven, afdoende heeft verklaard met een beroep op de voorhistorie van snackbar Cosy, die voorheen een geheel vormde met het bij de taxistandplaats gelegen café 't Noord, en op de omstandigheid dat de snackbar voorheen een - zij het beperkte - wachtlokaalfunctie vervulde. Ook thans nog bevindt snackbar Cosy zich, anders dan de grillroom, in het gebied waarin wordt beoogd het nachtelijke uitgaanspubliek te concentreren. Anders dan appellant betoogt, lagen derhalve aan de voor de snackbar Cosy bepaalde sluitingstijden, welke overigens thans door de burgemeester als minder gelukkig worden betiteld, omdat door de inmiddels aangebrachte fysieke scheiding tussen het café 't Noord en snackbar Cosy een deel van het op vervoer wachtende uitgaanspubliek van de taxistandplaats wegtrekt naar de snackbar Cosy, wel degelijk overwegingen van openbare orde ten grondslag.
Met de rechtbank komt de Afdeling dan ook tot de slotsom dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de grillroom langer open te laten blijven.
Ten aanzien van hetgeen appellant heeft aangevoerd inzake de in de gemeente Schagen met omringende gemeenten uitgevoerde proef, waarbij door de convenantpartners in afwijking van de exploitatievergunning tijdelijk later mag worden gesloten op de vrijdagnachten en waarbij in de zaterdagnachten het deurbeleid wordt verlengd, is van belang dat onderhavig geschil geen betrekking heeft op deelname van de grillroom aan die proef, maar op het in bezwaar gehandhaafde besluit tot weigering van de vaststelling van andere sluitingstijden.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk    w.g. Matulewicz
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2006
45-450.