ECLI:NL:RVS:2006:AV8617

Raad van State

Datum uitspraak
28 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200600535/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • F.T.T. van der Heijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor melkrundveehouderij

Op 30 november 2005 verleende het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel een vergunning aan [vergunninghoudster] voor het veranderen van een melkrundveehouderij, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 9 december 2005 ter inzage gelegd. Verzoeker heeft op 18 januari 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Raad van State heeft het verzoek op 21 maart 2006 behandeld, waarbij verweerder vertegenwoordigd was door J.A. Bakker en de vergunninghoudster werd bijgestaan door K. Kooistra en mr. C.T. de Weerdt.

In de overwegingen van de Voorzitter werd opgemerkt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter wees op de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving per 1 juli 2005 en 1 december 2005, maar concludeerde dat het bestreden besluit beoordeeld moest worden op basis van het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtredingen. Het bestreden besluit betrof de uitbreiding van de inrichting met een mestvergistingsinstallatie, een warmtekrachtcentrale en een kapschuur.

Verzoeker voerde aan dat de verandering niet past in het bestemmingsplan en dat de geluidsbelasting niet correct was berekend. De Voorzitter concludeerde echter dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De argumenten van verzoeker werden niet overtuigend geacht en het verzoek werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 maart 2006.

Uitspraak

200600535/2.
Datum uitspraak: 28 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2005 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghoudster] een vergunning verleend voor het veranderen van een melkrundveehouderij, gelegen aan de [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 9 december 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 18 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door J.A. Bakker, ambtenaar bij de gemeente, is verschenen.
Voorts is als partij gehoord de vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [maat] en bijgestaan door K. Kooistra, werkzaam bij Ekwadraat Advies B.V., en mr. C.T. de Weerdt, advocaat te Drachten.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Op 1 december 2005 zijn de wet van 16 juli 2005, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 2005, 432), en het besluit van 8 oktober 2005, houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 2005, 527), in werking getreden. Nu het bestreden besluit vóór 1 december 2005 is genomen, moet dit worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet en dit besluit.
2.3.    Het bestreden besluit ziet op de uitbreiding van de inrichting met een mestvergistingsinstallatie, een warmtekrachtcentrale en een kapschuur.
2.4.    Verzoeker voert aan dat de gevraagde verandering niet past in het bestemmingsplan en dat de geluidsbelasting ten onrechte gebaseerd is op een theoretische formule en niet daadwerkelijk is gemeten. Verder bedraagt volgens hem de afstand van zijn boerderij tot de inrichting 100 meter, terwijl in het bestreden besluit is overwogen dat die afstand 150 meter is.
2.5.    Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Voorzitter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van onverwijlde spoed in de zin van dit artikellid. De Voorzitter neemt hierbij mede in aanmerking dat mogelijke strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet betrokken kan worden bij de beoordeling van de vergunningaanvraag. Verder bestaat vooralsnog onvoldoende grond om aan te nemen dat de weerlegging in het bestreden besluit van de door verzoeker tegen het ontwerp-besluit ingebrachte bedenkingen onjuist dan wel ontoereikend zou zijn.
2.6.    Het verzoek komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin    w.g. Van der Heijde
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2006
349.