200508134/1.
Datum uitspraak: 5 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk,
verweerder.
Bij ongedateerd besluit heeft verweerder geweigerd een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 3.1, negende lid, van het Reglement milieustraat gemeente Moerdijk 2004 (hierna: het Reglement) van het toegangsverbod voor voertuigen met een grijs kenteken tot de milieustraat van de gemeente Moerdijk, Fuutweg 4, te Klundert.
Bij besluit van 4 augustus 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 september 2005, bij de arrondissementsrechtbank te Breda ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. Deze brief is ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling.
Bij brief van 3 oktober 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. M.R.C. van 't Hoog, en verweerder, vertegenwoordigd door A.C.M. Crane, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Moerdijk 2004 (hierna: de Verordening) kan het college regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
Ingevolge artikel 18, derde lid, is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.
Ingevolge artikel 3.1, negende lid, van het Reglement, voor zover hier van belang, moeten de afvalstoffen (bij het depot) worden aangeleverd met een voertuig dat in het kader van de motorrijtuigenbelasting wordt aangemerkt als een personenauto. Indien de afvalstoffen worden aangeleverd met een voertuig met grijs kenteken in het kader van de motorrijtuigenbelasting, maar het voertuig, eveneens in het kader van de motorrijtuigenbelasting, toch wordt aangemerkt als personenauto, dient dit bij het aanleveren van de afvalstoffen ter plaatse van de milieustraat te worden aangetoond door middel van een door de gemeente verstrekte ontheffing. Deze ontheffing dient vooraf bij de gemeente te worden aangevraagd. De ontheffing wordt alleen verleend voor personenauto's en onder de voorwaarde dat alle te overleggen autopapieren op eigen naam staan en de aanvrager officieel bij de gemeente als inwoner is ingeschreven.
2.2. Appellanten stellen dat hen ten onrechte geen ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 3.1, negende lid, van het Reglement. Zij voeren aan dat zij geen bedrijfsafval bij de milieustraat aanleveren en merken in dit verband op dat het bedrijfsafval van het bedrijf op wiens naam het kenteken staat van het voertuig waarvoor zij ontheffing hebben gevraagd op deskundige wijze wordt afgevoerd door een erkend afvalverwerkingsbedrijf. Appellanten betogen verder vanwege de weigering van de ontheffing genoodzaakt te worden om tegen betaling gebruik te maken van ophaaldiensten nu, anders dan door verweerder in het primaire en bestreden besluit is gesteld, geen sprake is van alternatieve stortplaatsen in de omgeving waar particulieren hun huisvuil kunnen aanleveren.
2.3. Op grond van artikel 3.1, negende lid, van het Reglement wordt ontheffing verleend van het toegangsverbod voor voertuigen met een grijs kenteken tot de milieustraat in Klundert, indien het desbetreffende voertuig en de daarvoor afgesloten motorrijtuigenverzekering op naam staan van de aanvrager van de ontheffing en de aanvrager officieel bij de gemeente als inwoner is ingeschreven. Het is de Afdeling uit de stukken gebleken dat zowel het kentekenbewijs als de motorrijtuigenverzekering voor het voertuig waarvoor ontheffing is aangevraagd niet op naam staat van de aanvragers van de ontheffing, maar van de onderneming [naam onderneming]. Nu niet is voldaan aan de in artikel 3.1, negende lid, van het Reglement genoemde vereisten voor ontheffing, heeft verweerder naar het oordeel van de Afdeling de ontheffing terecht geweigerd. Het betoog dat het bedrijfsafval van dat bedrijf door een erkend afvalverwerkingsbedrijf wordt afgevoerd en dat appellanten vanwege de weigering van de ontheffing genoodzaakt worden tegen betaling gebruik te maken van een ophaaldienst voor hun huishoudelijk (puin)afval kan aan het vorenstaande niet afdoen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Ch.W. Mouton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Heijerman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2006