ECLI:NL:RVS:2006:AV8650

Raad van State

Datum uitspraak
31 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200601540/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende last onder dwangsom

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 maart 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, het dagelijks bestuur van het gewest Gooi en Vechtstreek, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat op 6 februari 2006 een last onder dwangsom oplegde wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Verzoeker verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De Voorzitter heeft het verzoek op 20 maart 2006 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door P.J. Jacquemijns, mr. W.J.M. Derkman en E. Duijn, en verweerder door mr. M.A.G. Welschen en mr. N.C. Piersma, ambtenaren van het ministerie. Tijdens de zitting heeft verweerder aan verzoeker een toezegging gedaan, inhoudende dat eventuele overtredingen tot zes weken na de beslissing op bezwaar niet als zodanig zouden worden aangemerkt en dat de tot die tijd mogelijk verbeurde dwangsommen niet zouden worden ingevorderd.

De Voorzitter oordeelde dat, gezien deze toezegging, er geen spoedeisend belang bestond bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om de voorlopige voorziening afgewezen. De Voorzitter merkte op dat de bevoegdheid van verzoeker om bezwaar te maken in de bezwaarschriftenprocedure nader kan worden onderzocht, evenals de mogelijkheid van herstel van een eventueel bevoegdheidsgebrek. Tot slot werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200601540/1.
Datum uitspraak: 31 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het gewest Gooi en Vechtstreek,
verzoeker,
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 23 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 maart 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door P.J. Jacquemijns, mr. W.J.M. Derkman en E. Duijn, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A.G. Welschen en mr. N.C. Piersma, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij brief van 9 maart 2006 heeft verweerder aan verzoeker de toezegging gedaan die er op neer komt dat, verweerder tot zes weken na de beslissing op bezwaar eventuele overtredingen niet als zodanig aanmerkt en de tot die tijd mogelijk verbeurde dwangsommen niet zal invorderen.
Gezien deze toezegging bestaat er naar het oordeel van de Voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.2.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3.    Naar aanleiding van de stelling van verweerder, ter zitting, dat verzoeker niet bevoegd is tot het maken van bezwaar, overweegt de Voorzitter dat dit in de bezwaarschriftenprocedure nader kan worden onderzocht. Hierbij kan tevens de mogelijkheid van herstel van een eventueel bevoegdheidsgebrek aan de orde komen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van der Maesen de Sombreff
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2006
190-446.