ECLI:NL:RVS:2006:AV8658

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508523/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van milieuregels met betrekking tot lichtmasten op camping

In deze zaak hebben appellanten op 3 mei 2004 een verzoek ingediend bij de gemeente Epe om handhavingsmaatregelen te treffen tegen camping "De Schaapskooi" gelegen aan de Centrumweg 5 te Epe. Dit verzoek was gericht op de overlast die zij ondervonden van de lichtmasten op het terrein van de camping. Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek, hebben appellanten op 13 september 2004 bezwaar gemaakt. De gemeente heeft op 15 april 2005 het bezwaar deels gegrond verklaard, maar heeft het verzoek om handhaving met betrekking tot de lichtmasten afgewezen. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank Zutphen, die het beroepschrift doorstuurde naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De zaak is op 17 maart 2006 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat. De Raad van State heeft overwogen dat de gemeente, blijkens het bestreden besluit en het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar van appellanten gegrond heeft verklaard voor wat betreft het niet tijdig nemen van een beslissing op het handhavingsverzoek. Echter, met betrekking tot de inhoudelijke afwijzing van het verzoek om handhaving van de lichtmasten, heeft de gemeente terecht gesteld dat er geen sprake is van een overtreding van de milieuregels. De lichtmasten vallen niet onder de voorschriften van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, aangezien deze niet zijn bedoeld voor sportbeoefening.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat de gemeente niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen de lichtmasten, en heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 5 april 2006.

Uitspraak

200508523/1.
Datum uitspraak: 5 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Appellanten hebben bij brief van 3 mei 2004 verweerder verzocht handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van camping "De Schaapskooi" op het perceel Centrumweg 5 te Epe.
Bij brief van 13 september 2004 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek.
Bij besluit van 15 april 2005, op dezelfde dag verzonden, heeft verweerder het bezwaar deels gegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 26 mei 2005, bij de arrondissementsrechtbank Zutphen ingekomen op 27 mei 2005, beroep ingesteld. Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de arrondissementsrechtbank het beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling, waar het op 6 oktober 2005 is ingekomen.
Bij brief van 9 november 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2006, waar [gemachtigde] in persoon en bijgestaan door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. M.G. Steenbergen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Verweerder heeft, blijkens het bestreden besluit en het daarin overgenomen advies van de commissie bezwaarschriften van 14 maart 2005, het bezwaar van appellanten, voor zover hier van belang, gegrond verklaard wat het niet tijdig nemen van een beslissing op het handhavingsverzoek van appellanten betreft. Wat het thans voorliggende inhoudelijke onderdeel van het handhavingsverzoek betreft, te weten overlast van de op het terrein van de camping aanwezige lichtmasten, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding, zodat hij op dit punt niet bevoegd is handhavend op te treden. In zoverre moet het bestreden besluit derhalve worden opgevat als een weigering om handhavend op te treden.
2.2.    Onbestreden is dat camping "De Schaapskooi" onder de werking van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) valt.
2.3.    Appellanten voeren aan lichthinder te ondervinden van de lichtmasten op het terrein van de camping. Zij betogen dat verweerder hun verzoek om het treffen van handhavingsmaatregelen op dit punt ten onrechte heeft afgewezen, aangezien het Besluit zich volgens hen verzet tegen het plaatsen van de lichtmasten.
2.4.    In paragraaf 1.5 van de bijlage bij het Besluit zijn voorschriften opgenomen inzake de verlichting ten behoeve van sportbeoefening. In de bijlage bij het Besluit zijn verder, behalve de voorschriften betreffende het stellen van nadere eisen in voorschrift 4.5.1 van de bijlage bij het Besluit, geen voorschriften gesteld ter voorkoming van onaanvaardbare lichthinder veroorzaakt door andersoortige verlichting.
De lichtmasten op het terrein van de camping dienen niet als verlichting ten behoeve van sportbeoefening. Er doet zich derhalve geen overtreding van de voorschriften uit de bijlage bij het Besluit voor. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet bevoegd is handhavend op te treden ten aanzien van de hinder die appellanten stellen te ondervinden van de op het terrein van de camping aanwezige lichtmasten.
2.5.    Het beroep is ongegrond.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis    w.g. De Vink
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2006
154-493.