ECLI:NL:RVS:2006:AW1269

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507857/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang bij het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in Rotterdam

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 april 2006 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het geschil betreft de toepassing van bestuursdwang op 10 maart 2005, waarbij de gemeente een huisvuilzak met afvalstoffen heeft verwijderd die in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) was aangeboden. De appellant, die zijn huisvuilzak had aangeboden, betwistte de rechtmatigheid van de bestuursdwang en stelde dat hij zich had vergist in de dag waarop hij zijn afval had aangeboden.

De Raad van State oordeelde dat de appellant niet had betwist dat hij in strijd met artikel 4.2.15 van de APV had gehandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de argumenten van de appellant, waaronder zijn vergissing over de dag, niet voldoende waren om de belangen van de appellant zwaarder te laten wegen dan de algemene belangen van de handhaving van de APV. De Afdeling concludeerde dat de gemeente voldoende gemotiveerd had waarom de kosten van de bestuursdwang voor rekening van de appellant moesten komen.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep van de appellant ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente om bestuursdwang toe te passen. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van de APV en de verantwoordelijkheid van burgers om zich aan de regels te houden.

Uitspraak

200507857/1.
Datum uitspraak: 12 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 10 maart 2005 bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van appellant komen.
Bij besluit van 28 juli 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 7 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 september 2005.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en mr. S.D.M. Mahangi, ambtenaren van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Artikel 4.2.15, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam (hierna: APV) verbiedt het op andere dagen en tijden dan krachtens het eerste lid en in het tweede lid is bepaald ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.
2.2.    De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met afvalstoffen die op 10 maart 2005 is aangetroffen aan de Zwaluwweg, ter hoogte van nummer 4, te Rotterdam. Volgens verweerder was deze huisvuilzak, blijkens een daarin aangetroffen poststuk, afkomstig van appellant en heeft hij die in strijd met de APV ter inzameling aangeboden.
2.3.    Niet betwist wordt dat door appellant is gehandeld in strijd met artikel 4.2.15, derde lid van de APV. Appellant voert aan dat hij zich bij het begaan van de overtreding heeft vergist in de dag en dat het door hem in zijn bezwaarschrift van 14 april 2005 daarvoor aangeboden excuus in het bestreden besluit niet voldoende wordt beantwoord. De Afdeling begrijpt dit aldus, dat volgens appellant het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
2.4.    Het in bestreden besluit overwogene komt erop neer dat hetgeen door appellant in het bezwaarschrift is aangevoerd geen aanleiding is om te moeten concluderen dat de belangen van appellant zwaarder wegen dan de algemene belangen die worden gediend met de handhaving van wettelijke voorschriften. In dit geval is in concreto van belang dat de openbare weg blijft gevrijwaard van afvalstoffen. De stelling van appellant dat hij zich in de dag heeft vergist - wat daarvan zij - doet niet af aan de overtreding en is geen grond voor een oordeel dat de kosten van bestuursdwang redelijkerwijs niet te zijnen laste behoren te komen.
Aldus heeft verweerder naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is het primaire besluit van 30 maart 2005 te herroepen.
2.5.    Het beroep is ongegrond.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2006
262-509.