ECLI:NL:RVS:2006:AW2231
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.M. Boll
- G.K. Klap
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van milieuregels voor motorvoertuigen
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 april 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een bedrijf dat zich bezighoudt met motorvoertuigen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe, dat op 16 januari 2006 een aantal lasten onder dwangsom had opgelegd. Deze lasten waren gericht op het beëindigen van overtredingen van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer en artikel 13 van de Wet bodembescherming. Verzoekster verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat zij voldeed aan de gestelde eisen en dat de opgelegde lasten onterecht waren.
Tijdens de zitting op 4 april 2006 werd het verzoek behandeld. Verzoekster stelde dat haar werkplaatsloods voldeed aan de vereisten van vloeistofkerende verharding, maar de verweerder stelde dat er onderhoudswerkzaamheden plaatsvonden op een deel van de loods waar niet aan de eisen werd voldaan. De Voorzitter concludeerde dat de opgelegde lasten terecht waren, omdat er verontreinigingen waren geconstateerd en dat verzoekster niet kon aantonen dat er concreet uitzicht was op legalisatie van de overtredingen.
Verzoekster voerde verder aan dat zij in de toekomst onder het Besluit Landbouw milieubeheer zou vallen en dat dit invloed zou hebben op de handhaving. De Voorzitter oordeelde echter dat de mogelijke toekomstige verkoop van grond en verplaatsing van het bedrijf onvoldoende concreet waren om in de beoordeling te worden meegenomen. De Voorzitter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.