ECLI:NL:RVS:2006:AW2270

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506070/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek inzake dwangsom voor verwijdering van overkappingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek. Op 7 april 2004 heeft het college appellant gelast om overkappingen aan de linker- en rechterzijde van een nieuw gebouwde loods op zijn perceel te verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 24 augustus 2004. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 19 mei 2005 het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij enkel verwees naar de gronden van zijn eerdere beroep.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 februari 2006, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.W. de Rijk, en het college door ambtenaar M.L.M. van Heijnsbergen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat appellant in zijn hoger-beroepschrift geen nieuwe gronden heeft aangevoerd en enkel heeft verwezen naar de eerder ingediende gronden. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht heeft gedaan en dat er geen aanleiding is om deze te herzien. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 april 2006.

Uitspraak

200506070/1.
Datum uitspraak: 19 april 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2907 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 19 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast om geplaatste overkappingen aan de linker- en rechterzijde van een nieuw gebouwde loods op het perceel [locatie], te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 24 augustus 2004, verzonden op 26 augustus 2004, heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 mei 2005, verzonden op 31 mei 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 11 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2006, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Rijk, advocaat te Helmond, en het college, vertegenwoordigd door M.L.M. van Heijnsbergen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant heeft in zijn hoger-beroepschrift uitsluitend verwezen naar de gronden van het beroep. Appellant heeft geen gevolg gegeven aan de in het hoger-beroepschrift vermelde aankondiging dat deze gronden zullen worden aangevuld en toegelicht.
2.2.    Hetgeen appellant aldus bij de rechtbank heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte en op onjuiste gronden het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Nu appellant bij het hoger beroepsschrift uitsluitend verwijst naar die gronden, wordt met dat oordeel volstaan. Voor zover hij ter zitting andere gronden heeft aangevoerd, worden deze bij de beoordeling van het hoger beroep buiten beschouwing gelaten, omdat eisen van een goede procesorde zich daartegen verzetten.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. van den Brink    w.g. Huijben
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2006
313-476.