ECLI:NL:RVS:2006:AW7307

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505624/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • D. Roemers
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor sloop van tuinbouwkassen in Rijnsburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg, dat op 10 april 2003 een vergunning had verleend voor het slopen van tuinbouwkassen op een specifiek perceel. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 8 oktober 2003 ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 17 mei 2005.

De Raad van State heeft de zaak op 21 maart 2006 behandeld. Tijdens deze zitting bleek dat de tuinbouwkassen al gesloopt waren op het moment dat het college zijn beslissing op bezwaar nam. Hierdoor had de appellant geen procesbelang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank dit niet had onderkend, waardoor het hoger beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de appellant werd alsnog gegrond verklaard.

De Raad van State vernietigde het besluit van het college van 8 oktober 2003 en verklaarde het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 10 april 2003 niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de gemeente Katwijk het griffierecht aan de appellant dient te vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.

Uitspraak

200505624/1.
Datum uitspraak: 3 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/4907 van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het slopen van tuinbouwkassen op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 8 oktober 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 mei 2005, verzonden op 20 mei 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 september 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2006, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Piessens-Verbist, ambtenaar van de gemeente Katwijk, rechtsopvolgster van de gemeente Rijnsburg, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Uit de stukken is gebleken dat de tuinbouwkassen op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar op 8 oktober 2003 reeds waren gesloopt. Gelet hierop had appellant geen procesbelang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. In de gronden van het bezwaar ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel, nu deze er enkel op waren gericht duidelijkheid te verkrijgen over de toekomstige ontwikkeling van het betrokken terrein en over de vraag of [vergunninghoudster] door de eigenaar van dat terrein was gemachtigd de aanvraag om een sloopvergunning in te dienen.
2.2.    Omdat dat de rechtbank dit niet heeft onderkend, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het tegen het besluit van 8 oktober 2003 ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Omdat het college met inachtneming van deze uitspraak geen ander besluit kan nemen dat het bij hem gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaren, ziet de Afdeling aanleiding om op hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.3.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 mei 2005, AWB 03/4907;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg van 8 oktober 2003, VROM/EJZ/2003/4841;
V.    verklaart het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2003 niet-ontvankelijk;
VI.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII.    gelast dat de gemeente Katwijk aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 323,00 (zegge: driehonderdrieëntwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006
378.