ECLI:NL:RVS:2006:AW7329

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504807/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • R. van der Spoel
  • K.J.M. Mortelmans
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling voor vestiging speelautomatenhal in Culemborg

In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Culemborg om vrijstelling te verlenen voor de vestiging van een speelautomatenhal. Het college heeft op 20 oktober 2003 besloten om deze vrijstelling niet te verlenen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Appellante, die de vestiging van de speelautomatenhal wenste, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het merendeel van de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Arnhem heeft op 26 april 2005 het beroep van appellante tegen de beslissing van het college ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 20 maart 2006 behandeld. Tijdens deze zitting zijn zowel appellante als het college vertegenwoordigd. De Raad overweegt dat de gemeenteraad, en in dit geval het college, bevoegd is om vrijstelling te verlenen, mits er een goede ruimtelijke onderbouwing is en er geen bezwaar van gedeputeerde staten is. De Raad stelt vast dat er al een speelautomatenhalvergunning was verleend aan een andere partij, Amutron B.V., en dat er volgens de Verordening Speelautomatenhallen van de gemeente Culemborg slechts één vergunning kan worden verleend. Dit betekent dat er geen ruimte is voor het verlenen van een tweede vergunning aan appellante.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht heeft geweigerd om vrijstelling te verlenen. De rechtbank heeft geen onjuist criterium aangelegd en de belangenafweging die appellante voorstelt, is niet nodig omdat er al een geldige vergunning is verleend aan Amutron. De Raad concludeert dat het beroep van appellante ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

200504807/1.
Datum uitspraak: 3 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2457 van de rechtbank Arnhem van 26 april 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Culemborg.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg (hierna: het college) geweigerd vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) te verlenen voor de vestiging van een speelautomatenhal in het pand [locatie].
Bij besluit van 19 augustus 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het bovenvermelde besluit geen betrekking had op de panden Markt 31 en Zandstraat 16 in Culemborg. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 31 mei 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. A.H.M. Smits, advocaat te Rosmalen, en het college, vertegenwoordigd door W.A.M. van Zwam, ambtenaar van de gemeente, en bijgestaan door mr. M.J. de Groot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Amutron B.V." (hierna: Amutron), vertegenwoordigd door mr. J.L. Vissers, advocaat te Den Bosch.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. In dit geval is de bevoegdheid gedelegeerd aan het college.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, van de Wet op de kansspelen is het verboden, behoudens het in titel VA bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben (…).
Ingevolge artikel 2, eerste en tweede lid, van de door de gemeenteraad van Culemborg vastgestelde Verordening Speelautomatenhallen is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren en kan de burgemeester voor maximaal één speelautomatenhal vergunning verlenen.
2.2.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college aan de weigering vrijstelling te verlenen geen belangenafweging ten grondslag heeft gelegd en dat de enkele omstandigheid dat reeds aan Amutron een, door appellante aangevochten, speelautomatenhalvergunning was verleend, die weigering niet kan dragen.
2.3.    Ten tijde van het besluit van 19 augustus 2004 was aan Amutron een ingevolge de Verordening Speelautomatenhallen van de gemeente Culemborg vereiste vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal verleend (hierna: speelautomatenhalvergunning). Appellante was een zodanige vergunning geweigerd. Deze weigering is tot in hoogste instantie in stand gebleven.
2.4.    De rechtbank heeft overwogen dat slechts wanneer sprake zou zijn van evidente onjuistheid van de aan Amutron verleende speelautomatenhalvergunning er aanleiding zou kunnen bestaan om niet uit te gaan van de rechtsgeldigheid daarvan. De rechtbank heeft aldus geen onjuist criterium aangelegd en terecht overwogen dat van bedoelde evidente onjuistheid geen sprake is. Ingevolge de Verordening Speelautomatenhal kan binnen het gebied slechts één speelautomatenhalvergunning worden verleend. Gegeven de aan Amutron verleende speelautomatenhalvergunning is er derhalve geen ruimte zodanige vergunning aan appellante te verlenen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college onder die omstandigheden reeds om die reden terecht vrijstelling heeft geweigerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval voor een nadere belangenafweging, anders dan appellante stelt, dan ook geen plaats was.
2.5.     Het beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. van Buuren    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006
317-459.