ECLI:NL:RVS:2006:AW7334

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507092/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor wijziging bijeenkomstgebouw naar woonhuis op Texel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Texel om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de wijziging van een bijeenkomstgebouw naar een combinatie van een bijeenkomstgebouw met een woonhuis. Het college heeft op 18 november 2003 besloten om de gevraagde vergunning te weigeren, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 27 april 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank Alkmaar bevestigde op 1 juli 2005 deze beslissing, waarop appellante hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 april 2006, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De rechtbank had geoordeeld dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan "Oudeschild", dat de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden" op het perceel voorschrijft. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de hoofdfunctie van het gebouw, zoals voorgesteld door appellante, voornamelijk die van woning is, terwijl de bijeenkomstfunctie slechts een beperkte rol speelt. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vrijstelling te weigeren, omdat er geen concreet uitzicht op legalisatie was ten tijde van de beslissing op bezwaar.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De beslissing wordt uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de betrokken rechters hun oordeel hebben vastgelegd.

Uitspraak

200507092/1.
Datum uitspraak: 3 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. WW44 04/1210 van de rechtbank Alkmaar van 1 juli 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) appellante vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het wijzigen van een bijeenkomstgebouw in een bijeenkomstgebouw met woonhuis aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 27 april 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juli 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 12 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 september 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 november 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Voor afloop van het onderzoek zijn nadere stukken van het college ontvangen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken van appellante ontvangen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2006, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Jaspers, werkzaam bij de gemeente Texel, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het geldende bestemmingsplan "Oudeschild" rust op het perceel waarop het bijeenkomstgebouw is gesitueerd de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden, met bijbehorende erven, kategorie BD".
Ingevolge artikel 1, onder s., van de planvoorschriften wordt onder dienst- of bedrijfswoning verstaan een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting gewenst is.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften mogen de op de kaart voor openbare en bijzondere doeleinden aangewezen gronden uitsluitend worden gebruikt voor religieuze, medische, educatieve en sociale doeleinden met de daarbij behorende hoofdgebouwen in de vorm van kerken, kruisgebouwen, scholen en verenigingsgebouwen en gebouwen voor sociale en culturele doeleinden, dienstwoningen, bijgebouwen en de daarbij benodigde andere bouwwerken en andere werken.
2.2.    Anders dan appellante heeft betoogd is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat, gezien het bouwplan van appellante en het door haar in de bezwaarprocedure overgelegde plan voor sociale en maatschappelijke activiteiten, de beoogde hoofdfunctie van het gebouw die van woning is.
De ruimte in het gebouw die uitsluitend bedoeld is voor de bijeenkomstfunctie is 30 m2 groot, terwijl de ruimtes in het gebouw die primair bestemd zijn voor de functie wonen een veelvoud hiervan zijn.
Voorts zullen op grond van het ten behoeve van de aanvraag overgelegde activiteitenplan in de ruimte slechts op 15 dagen en/of dagdelen en 6 avonden per jaar bijeenkomsten plaatsvinden. Appellante heeft haar stelling, dat zij eenmaal woonachtig in het gebouw de activiteiten zal kunnen uitbreiden, in het geheel niet onderbouwd.
Verder is niet gebleken dat voor de organisatie en een goed verloop van de bijeenkomsten het wenselijk is dat appellante in het pand woonachtig is.
De rechtbank is dan ook tot de juiste conclusie gekomen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.
2.3.    Eveneens is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te weigeren. Het bouwplan past niet in het planologische beleid dat het college voor de toekomst voorziet. Concreet uitzicht op legalisatie was er ten tijde van de beslissing op bezwaar dan ook niet.
De omstandigheid dat het college van gedeputeerde staten van Noord- Holland bij besluit van 18 januari 2005, naar aanleiding van bedenkingen van appellante, goedkeuring heeft onthouden aan het vastgestelde bestemmingsplan, doet aan het vorenstaande niet af, omdat het college zich ten tijde hier van belang op een ander standpunt heeft kunnen stellen.
Anders dan appellante heeft gesteld zijn blijkens de beslissing op bezwaar haar belangen door het college in aanmerking genomen. In dat verband is het college tot de conclusie gekomen dat niet valt in te zien dat appellante in de uitoefening van de beoogde activiteiten ernstig zou worden belemmerd indien zij niet in het onderhavige gebouw maar elders op of buiten Texel woonachtig zou zijn.
Het betoog van appellante dat haar architect met de gemeente Texel over het bouwplan overleg heeft gehad kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Niet is gebleken dat appellante aan dat overleg het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen ontlenen dat voor het bouwplan vrijstelling en bouwvergunning zal worden verleend.
2.4.    Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college de vrijstelling en de gevraagde vergunning terecht, overeenkomstig artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, heeft geweigerd. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006
202.