Uitspraak
200407551/1.
200407551/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 augustus 2004, 03/545, bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 mei 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I.A.H. Horck, had de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 13 april 2005, waarin de rechtbank Almelo werd bevestigd in haar oordeel van 5 augustus 2004. De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 21 maart 2006, waarbij ook het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen aanwezig was, vertegenwoordigd door mr. R.H. Willems en G.E.M. Willemsen.
De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Afdeling concludeerde dat de gegevens die verzoekster had overgelegd, niet objectief bezien onbekend konden zijn vóór de uitspraak. Daarom was er geen sprake van feiten of omstandigheden die tot herziening konden leiden.
Daarnaast merkte de Afdeling op dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om het debat te heropenen over de eerdere uitspraak. Het verzoek om vervallenverklaring van de uitspraak werd ook afgewezen, omdat vervallenverklaring slechts in zeer bijzondere gevallen wordt gehanteerd. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk werd het verzoek tot herziening afgewezen, en de uitspraak werd in naam der Koningin gedaan.