ECLI:NL:RVS:2006:AW7375

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505725/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • D. Roemers
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 mei 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I.A.H. Horck, had de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 13 april 2005, waarin de rechtbank Almelo werd bevestigd in haar oordeel van 5 augustus 2004. De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 21 maart 2006, waarbij ook het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen aanwezig was, vertegenwoordigd door mr. R.H. Willems en G.E.M. Willemsen.

De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Afdeling concludeerde dat de gegevens die verzoekster had overgelegd, niet objectief bezien onbekend konden zijn vóór de uitspraak. Daarom was er geen sprake van feiten of omstandigheden die tot herziening konden leiden.

Daarnaast merkte de Afdeling op dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om het debat te heropenen over de eerdere uitspraak. Het verzoek om vervallenverklaring van de uitspraak werd ook afgewezen, omdat vervallenverklaring slechts in zeer bijzondere gevallen wordt gehanteerd. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk werd het verzoek tot herziening afgewezen, en de uitspraak werd in naam der Koningin gedaan.

Uitspraak

200505725/1.
Datum uitspraak: 3 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], gevestigd te [plaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2005, in zaak no.
200407551/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 13 april 2005, in zaak no.
200407551/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 augustus 2004, 03/545, bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 1 juli 2005 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 maart 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. I.A.H. Horck, advocaat te Hengelo, en [maat A], is verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, vertegenwoordigd door mr. R.H. Willems en G.E.M. Willemsen, ambtenaren van de gemeente, en [partijen].
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.    Niet kan worden geoordeeld dat de gegevens, die verzoekster bij haar verzoek om herziening heeft overgelegd, objectief bezien niet bij haar bekend konden zijn vóór de uitspraak. Zij beschikte immers ook toen al over deze gegevens. Van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb is daarom geen sprake, zodat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. De Afdeling merkt overigens op dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe strekt het debat te heropenen naar aanleiding van de uitspraak, waarvan herziening wordt verzocht. Het betoog dat is gericht tegen overweging 2.5 van de uitspraak, leidt daarom niet tot het daarmee beoogde doel. Dit geldt ook voor het betoog dat de Afdeling bij de toepassing van het overgangsrecht van een onjuiste peildatum is uitgegaan, reeds omdat het redresseren van een rechterlijke misslag, voor zover daar al sprake van zou zijn, niet kan worden begrepen onder de in artikel 8:88 van de Awb aangeduide feiten en omstandigheden.
2.3.    Voor zover daarom is verzocht, ziet de Afdeling evenmin reden om tot vervallenverklaring van de uitspraak over te gaan. Vervallenverklaring is een buitenwettelijk middel dat slechts in zeer bijzondere gevallen wordt gehanteerd. Zodanig bijzonder geval doet zich hier niet voor. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat, voor zover de gehanteerde peildatum al onjuist zou zijn, moet worden vastgesteld dat partijen, waaronder verzoekster, in de procedure die tot de uitspraak heeft geleid zelf ook steeds van deze datum zijn uitgegaan.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006
378.