ECLI:NL:RVS:2006:AX0713

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200602275/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd aan Stichting Akhnaton

In deze zaak hebben verzoeksters, de stichting "Stichting Akhnaton" en anderen, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum. Dit besluit, genomen op 3 maart 2006, hield in dat aan verzoeksters een last onder dwangsom werd opgelegd wegens overtredingen van eerder opgelegde eisen op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verzoeksters hebben op 23 maart 2006 de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat leidde tot een zitting op 13 april 2006. Tijdens deze zitting waren de verzoeksters vertegenwoordigd door mr. S.K. Verwer, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Pietsersz en S. Totic, ambtenaren van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.

De Voorzitter heeft in zijn uitspraak van 3 mei 2006 geoordeeld dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum de bezwaren van verzoeksters tegen het besluit van 21 april 2005 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van verzoeksters moet beslissen. Gezien de omstandigheden, waaronder het ingediende plan van aanpak voor geluidisolerende voorzieningen, heeft de Voorzitter besloten om de last onder dwangsom te schorsen.

Daarnaast is het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeksters, die zijn vastgesteld op € 644,00, en het griffierecht van € 281,00. Deze bedragen dienen door de gemeente Amsterdam aan verzoeksters te worden betaald, onder vermelding van het zaaknummer. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 mei 2006.

Uitspraak

200602275/1.
Datum uitspraak: 3 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Akhnaton" en anderen, gevestigd te Amsterdam,
verzoeksters,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2006 heeft verweerder aan verzoeksters een last onder dwangsom opgelegd wegens de overtreding van de bij besluit van 21 april 2005 op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) opgelegde nadere eisen met betrekking tot de inrichting aan de Nieuwezijds Kolk 25 te Amsterdam.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt.
Bij brief van 23 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2006, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. S.K. Verwer, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Pietsersz en S. Totic, ambtenaren van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, zijn verschenen.
Voorts is gehoord [partij].
2.    Overwegingen
2.1.    De Voorzitter van de Afdeling heeft bij uitspraak van heden in de zaak no.
200601868/1 en 200601868/2geoordeeld dat verweerder de bezwaren van verzoeksters tegen het besluit van 21 april 2005, bekendgemaakt aan verzoeksters op 19 december 2005 door toezending daarvan per faxbericht, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder dient derhalve alsnog op het bezwaarschrift van verzoeksters te beslissen.
Nu verweerder op grondslag van de bezwaren van verzoeksters het besluit van 21 april 2005 volledig moet heroverwegen, mede in aanmerking genomen het vóór het besluit van 3 maart 2006 ingediende plan van aanpak met tijdtafel ten behoeve van het treffen van geluidisolerende voorzieningen en een akoestisch onderzoek, ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.2.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van 3 maart 2006, kenmerk A52/12865 DMB 2005;
II.    veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum tot vergoeding van bij verzoeksters in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amsterdam (het stadsdeel Amsterdam-Centrum) aan verzoeksters onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Amsterdam (het stadsdeel Amsterdam-Centrum) aan verzoeksters het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Montagne
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006
374.