ECLI:NL:RVS:2006:AX0716

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200602646/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot intrekking vergunning Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Op 4 april 2006 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het verzoek van Solvay Draka B.V. om intrekking van de aan haar verleende vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren afgewezen. Solvay Draka B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 24 april 2006 ter zitting behandeld, waarbij zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren.

De Voorzitter overweegt dat het besluit van verweerder waarschijnlijk niet in stand zal blijven, omdat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet is toegepast. Dit is in strijd met het recht, wat aanleiding geeft tot schorsing van het besluit. De Voorzitter heeft daarom besloten om het besluit van 4 april 2006 te schorsen en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, alsook tot terugbetaling van het griffierecht.

De beslissing van de Voorzitter is niet bindend voor de bodemprocedure, maar biedt verzoekster wel een tijdelijke bescherming totdat er een definitieve uitspraak is gedaan. De proceskosten zijn vastgesteld op € 644,00, en het griffierecht bedraagt € 281,00. Deze bedragen dienen door het Hoogheemraadschap aan verzoekster te worden vergoed.

Uitspraak

200602646/2.
Datum uitspraak: 1 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Solvay Draka B.V.", gevestigd te Enkhuizen,
verzoekster,
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2006 heeft verweerder het verzoek van verzoekster om intrekking van de aan haar verleende vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 6 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 6 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 21 april 2006 is een nader stuk ontvangen van verzoekster. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 april 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, en H.F.M. Repkes en verweerder, vertegenwoordigd door H.A.C. Venselaar en P. Broers, ambtenaren van het hoogheemraadschap, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster voert aan dat verweerder haar verzoek om intrekking van de aan haar verleende vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren ten onrechte heeft afgewezen. Hierbij stelt zij, onder meer, dat verweerder in strijd met het recht de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet op haar verzoek heeft toegepast.
2.2.1.    De Voorzitter overweegt dat op grond van artikel 7a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren met betrekking tot het wijzigen en intrekken van een vergunning op grond van deze wet afdeling 8.1.2 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing is. Tevens overweegt de Voorzitter dat uit artikel 8.6 van de Wet milieubeheer juncto artikel 8.26, tweede lid, van deze wet volgt dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op het onderhavige verzoek tot intrekking van toepassing is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat deze procedure niet is toegepast. Gelet hierop komt het de Voorzitter waarschijnlijk voor dat het onderhavige besluit in de bodemprocedure  niet in stand zal blijven wegens strijd met het recht. Het bestreden besluit komt derhalve voor schorsing in aanmerking.
2.3.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier van 4 april 2006, kenmerk 06.8586;
II.    veroordeelt het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van €281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Klap
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2006
315.