ECLI:NL:RVS:2006:AX0738
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- P.A. Melse
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor grondwateronttrekking en verzoek om voorlopige voorziening
Op 30 januari 2006 verleende het college van gedeputeerde staten van Gelderland een vergunning op basis van de Grondwaterwet aan [vergunninghouder] voor het onttrekken van maximaal 237.800 m3 grondwater per kwartaal, met een maximum van 992.800 m3 gedurende 24 maanden. Dit was ten behoeve van rioleringswerken en aanpassingen aan een watergang op bedrijvenpark Medel in de gemeente Neder-Betuwe. Het besluit werd op 9 februari 2006 ter inzage gelegd. Verzoeker, wonend te [woonplaats], heeft op 20 maart 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, wat op 18 april 2006 ter zitting werd behandeld.
Tijdens de zitting werd verzoeker bijgestaan door mr. H. Martens, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en C. Visser. Ook vergunninghouder was aanwezig, vertegenwoordigd door E.C. Scholten en A.C. van Vugt. Verzoeker vreesde voor zettingschade aan zijn woning door de geplande grondwateronttrekkingen, aangezien zijn perceel in een zettinggevoelig gebied ligt. Hij wilde het onderzoek naar de schade aan zijn woning afwachten voordat de onttrekkingen zouden beginnen.
Verweerder stelde dat de grondwaterstand tijdelijk met ongeveer 0,1 meter zou dalen, maar dat zettingschade niet verwacht werd. Er waren uitgebreide voorschriften aan de vergunning verbonden om mogelijke gevolgen te controleren. De Voorzitter van de Raad van State, mr. K. Brink, oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van het rapport van Witteveen en Bos te twijfelen, dat de gevolgen van de onttrekking op zettingschade had beoordeeld. De Voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.