ECLI:NL:RVS:2006:AX0740

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200602327/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vrijstelling voor bouwrijp maken van percelen in Dongeradeel

Op 4 mei 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de gemeente Dongeradeel, die op 28 juli 2005 een vrijstelling had verleend voor het bouwrijp maken van percelen aan De Skeperij en De Koarte Bun te Ee. De zaak kwam voort uit een hoger beroep dat was ingesteld door een wederpartij, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de gemeente. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden had op 28 februari 2006 het bezwaar van de wederpartij gegrond verklaard en het besluit van de gemeente vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 20 april 2006 behandeld. De gemeente Dongeradeel werd vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, terwijl de wederpartij, bijgestaan door mr. J.J. Nicolaas, ook aanwezig was. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening geen verdere strekking had dan het verzoek om te bepalen dat de gemeente geen nieuw besluit op bezwaar hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De Voorzitter overwoog dat het belang van de wederpartij niet rechtstreeks betrokken was bij het besluit van 28 juli 2005, gezien de aard van de verleende vrijstelling en het ontbreken van concrete mogelijkheden voor uitbreiding van de veehouderijactiviteiten van de wederpartij.

De Voorzitter besloot daarom om de voorlopige voorziening te treffen, waarbij werd bepaald dat de gemeente geen nieuwe beslissing op bezwaar hoefde te nemen totdat er een uitspraak op het hoger beroep was gedaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2006.

Uitspraak

200602327/2.
Datum uitspraak: 4 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak nos. 06/191 en 06/353 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 28 februari 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2005 heeft verzoeker aan de gemeente Dongeradeel vrijstelling verleend ten behoeve van het bouwrijp maken van de locaties aan De Skeperij en De Koarte Bun te Ee (hierna: de percelen).
Bij besluit van 30 november 2005 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 27 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van gelijke datum, eveneens bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 april 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, is verschenen. Voorts is [wederpartij], in persoon, bijgestaan door mr. J.J. Nicolaas, daar als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover deze inhoudt de verplichting voor verzoeker om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Volgens verzoeker ligt het nemen van een inhoudelijke beslissing op bezwaar, gelet op het principiële karakter van de ontvankelijkheidsvraag, alsmede gelet op het feit dat de aangevallen uitspraak waarschijnlijk in hoger beroep geen stand zal houden, thans niet in de rede.
2.3.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In aanmerking genomen de aard van de verleende vrijstelling, alsmede dat niet is gebleken van een concrete mogelijkheid tot uitbreiding van de veehouderijactiviteiten van [wederpartij], acht de Voorzitter niet op voorhand aannemelijk dat het belang van [wederpartij] rechtstreeks is betrokken bij het besluit van 28 juli 2005.
2.4.    De Voorzitter ziet daarom aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Van den Ende
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2006
275.