In deze zaak heeft appellante, gevestigd te [plaats], op 22 juni 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Middelharnis. Het beroep is ingekomen op 24 juni 2005. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de zitting plaatsvond op 3 februari 2006. Appellante werd vertegenwoordigd door W.R.L. Niele en mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.J. IJdema, advocaat te Middelburg.
De Afdeling heeft overwogen dat op 1 juli 2005 de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking is getreden, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtreding van toepassing blijft op dit geding. Appellante betoogde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift van 27 april 2004, terwijl verweerder stelde dat deze brief niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt.
De Afdeling concludeerde dat de brief van 27 april 2004 niet als bezwaar tegen het besluit van 21 april 2004 kan worden aangemerkt. De brief van verweerder van 27 september 2004 werd gezien als een besluit op het bezwaar. Gelet op deze overwegingen oordeelde de Afdeling dat appellante geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Uiteindelijk werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.