200507851/1.
Datum uitspraak: 17 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04 / 582 van de rechtbank Assen van 27 juli 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Emmen.
Bij besluit van 12 augustus 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het vernieuwen van een stallingsruimte op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 12 mei 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 juli 2005, verzonden op 29 juli 2005, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2005, hoger beroep ingesteld.
De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 september 2005, ontvangen op 17 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 oktober 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2006, waar het college, vertegenwoordigd door J. van der Veen, werkzaam bij de gemeente Emmen, is verschenen. Appellant is met bericht niet ter zitting verschenen. [vergunninghouder] is daar evenmin verschenen.
2.1. In deze procedure is uitsluitend aan de orde de vraag of de rechtbank tot het juiste oordeel is gekomen dat het college appellant terecht niet heeft aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij het besluit tot verlening van bouwvergunning aan [vergunninghouder] voor het vernieuwen van een stallingsruimte, in verband waarmee het bezwaar van appellant
niet-ontvankelijk is verklaard.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Appellant, die woonachtig is in Emmer-Compascuum op een afstand van ongeveer 20 kilometer van het perceel van [vergunninghouder], is eigenaar van een perceel dat in de nabijheid van het perceel van [vergunninghouder] is gelegen.
2.4. Anders dan appellant heeft betoogd is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat appellant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit tot verlening van de aan [vergunninghouder] verleende bouwvergunning voor het vernieuwen van een stallingsruimte.
De afstand tussen het perceel van appellant en de stallingsruimte op het perceel van [vergunninghouder] bedraagt ongeveer 100 meter. Tussen beide percelen ligt een perceel landbouwgrond dat aan een derde toebehoort. Appellant gebruikt zijn perceel voor de opslag van bouwmaterialen. Om het perceel van appellant staan bomen en bosschages. De stallingsruimte bevindt zich (grotendeels) achter de woning van [vergunninghouder], gezien vanaf het perceel van appellant. Appellant heeft derhalve vanaf zijn perceel nauwelijks zicht op de stallingsruimte.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan appellant als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het besluit van 12 augustus 2003 kan worden aangemerkt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2006