ECLI:NL:RVS:2006:AX2099
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- G.K. Klap
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag veranderingsvergunning lozing afvalwater door waterschap Brabantse Delta
In deze zaak heeft de Raad van State op 11 mei 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V.". De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een veranderingsvergunning op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, ingediend door verzoekster bij het dagelijks bestuur van het waterschap "Brabantse Delta". De aanvraag betrof een uitbreiding van het lozen van afvalwater via de riolering van het Havenschap Moerdijk en de afvalwaterpersleiding voor Westelijk Noord-Brabant op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Bath. Het besluit van verweerder om de aanvraag af te wijzen werd op 16 januari 2006 genomen en op 8 februari 2006 ter inzage gelegd.
Verzoekster heeft op 17 maart 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 april 2006 heeft de Voorzitter de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door J.J.P. Droog en J.M.J.M. de Jong, en verweerder door mr. W.J. de Zeeuw en N.A.C.A. Rijsdijk, ambtenaren van het waterschap. Verzoekster stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat de uitbreiding van het lozen geen hydrologische problemen zou veroorzaken en dat de ingebouwde automatische staking van de lozing bij een volle riolering het milieu zou beschermen.
Verweerder daarentegen voerde aan dat de lozingen van verzoekster al tot ontoelaatbare noodoverstorten leidden en dat de gevraagde uitbreiding om milieuhygiënische redenen niet kon worden toegestaan. De Voorzitter oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de uitbreiding van het lozingsdebiet moest worden afgewezen, gezien de reeds bestaande problemen met noodoverstorten en de capaciteit van de rioolstreng. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.