200509447/1.
Datum uitspraak: 17 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap Laurus B.V., gevestigd te
's-Hertogenbosch,
2. het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/3759 en 05/3760 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 25 oktober 2005 in het geding tussen:
[C1000], gevestigd te Raamsdonksveer, de besloten vennootschap Schuitema Vastgoed B.V., gevestigd te Amersfoort, de besloten vennootschap Plus Retail B.V. en de besloten vennootschap Plus Vastgoed B.V., gevestigd te De Bilt.
Bij besluit van 28 juni 2005 heeft appellant sub 2 (hierna: het college) aan appellante sub 1 vrijstelling en bouwvergunning verleend ten behoeve van de tijdelijke vestiging van een Edah-supermarkt op de hoek Koestraat/Emmaweg/Centraleweg te Geertruidenberg (hierna: het perceel aan de Emmaweg).
Bij besluit van 6 september 2005 heeft het college het daartegen door onder meer [C1000], de besloten vennootschap Schuitema Vastgoed B.V., de besloten vennootschap Plus Retail B.V. en de besloten vennootschap Plus Vastgoed B.V. gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 oktober 2005, verzonden op 3 november 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door [C1000], Schuitema Vastgoed B.V., Plus Retail B.V. en Plus Vastgoed B.V. ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 28 juni 2005 geschorst tot zes weken na de verzending van de nieuwe beslissing op bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 bij brief van 14 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en het college bij brief van 5 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2005, hoger beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 13 december 2005. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 20 december 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 februari 2006 hebben [C1000] en Plus Retail B.V. van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van 7 februari 2006 en van appellante sub 1 van 9 februari 2006. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2006, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door mr. I.C.G. Klein-Hendriks, advocaat te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door H. de Jongh en W. Lemoine, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord [C1000] en Plus Retail B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht.
2.1. In april 2004 is de door appellante sub 1 geëxploiteerde Edah-supermarkt aan de Zuidwal in Geertruidenberg door brand getroffen, waarna deze werd gesloten. Het bedrijfsvloeroppervlak van deze supermarkt bedroeg ongeveer 650 m². In de tussen appellante sub 1 en het college gesloten huurovereenkomst van 17 augustus 2005 inzake de tijdelijke verhuur van het perceel aan de Emmaweg ten behoeve van de oprichting van een tijdelijke vestiging van de Edah-supermarkt wordt, voor zover hier van belang, vermeld dat appellante sub 1 beoogt haar bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Zuidwal voort te zetten. Teneinde appellante sub 1 in de gelegenheid te stellen haar bedrijfsactiviteiten gedurende de herontwikkeling van deze locatie voort te zetten heeft het college vrijstelling krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend ten behoeve van een vestiging van de Edah-supermarkt op het perceel aan de Emmaweg. Het bedrijfsvloeroppervlak van deze vestiging zal ongeveer 1250 m² bedragen.
2.2. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 wordt vrijstelling, als bedoeld in artikel 17 van de wet slechts verleend, indien aannemelijk is dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.
2.3. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vereiste tijdelijkheid van de Edah-supermarkt op het perceel aan de Emmaweg onvoldoende is gewaarborgd.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 27 juni 1995 in zaak nrs. H01.95.0029 en H01.95.0034, de Gemeentestem 7036, nr. 6), biedt de omstandigheid dat de verleende vrijstelling voor maximaal vijf jaar is verleend op zichzelf onvoldoende waarborg dat slechts sprake is van een tijdelijke situatie. Teneinde het tijdelijke karakter te mogen aannemen, dienen daartoe concrete, objectieve gegevens voorhanden te zijn. Bij het ontbreken daarvan is toepassing van artikel 17 van de WRO niet mogelijk.
2.5. Voor het tijdelijke karakter van de supermarkt op het perceel aan de Emmaweg hebben appellanten erop gewezen dat dit perceel is gelegen in het ontwikkelingsgebied Dongeburgh, dat is beoogd in dit gebied hoofdzakelijk in woningbouw te voorzien, dat het project Dongeburgh wat betreft het gebied waarin het perceel is gelegen inmiddels is uitgewerkt in het voorontwerp-bestemmingsplan "Dongeburgh I (De Vesting)" en dat dit voorontwerp geen ruimte biedt voor detailhandel. Voorts heeft het college erop gewezen dat het om een tijdige uitvoering van het project te verwezenlijken taakstellend vóór mei 2008 een planologische mutatie ter goedkeuring aan de provincie moet hebben voorgelegd. Met de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat de vorenstaande omstandigheden onvoldoende zijn om aan te kunnen nemen dat daarmee verzekerd is dat de supermarkt niet langer dan vijf jaar op het perceel aan de Emmaweg aanwezig zal zijn. Hierbij heeft de voorzieningenrechter terecht in aanmerking genomen dat volgens het college, mede gezien de woningbouwplannen in het ontwikkelingsgebied Dongeburgh, behoefte zal blijven bestaan aan een supermarkt met een aanzienlijk groter verkoopvloeroppervlak dan de door brand getroffen supermarkt aan de Zuidwal, dat wordt beoogd daartoe een dergelijke supermarkt op de locatie aan de Zuidwal op te richten, doch dat realisering binnen vijf jaar van de supermarkt op die locatie onvoldoende aannemelijk moet worden geacht. Gewezen wordt in dit verband op de notitie "Stedenbouwkundige verkenningen Locatie Edah (Koestraat/Zuidwal)" van mei 2005 van een stedenbouwkundig adviesbureau, waarin schetsen zijn opgenomen van diverse herbouwvarianten en waarin, voor zover thans van belang, wordt vermeld dat de locatie op een ruimtelijk en historisch gevoelige plek ligt, beperkt van omvang is, een ongelukkige maatvoering heeft en is ingesloten door woonbebouwing. Voor de herbouwvarianten die het stedenbouwkundig adviesbureau heeft geschetst voor het realiseren van een supermarkt aan de Zuidwal met een groter verkoopvloeroppervlak dan de door brand getroffen vestiging geldt dat in ieder geval een vrijstellingsprocedure krachtens artikel 19 van de WRO moet worden gevoerd. Een verzoek om vrijstelling of om bouwvergunning is echter (nog) niet ingediend. De afspraken over onder meer de omvang van de supermarkt op deze locatie en de termijn waarbinnen deze zal moeten worden gerealiseerd, wat daar overigens ook van zij, doen aan het vorenstaande niet af, reeds omdat het hier afspraken betreft die met de eigenaar van de grond aan de Zuidwal zijn gemaakt.
Anders dan appellanten betogen valt niet in te zien dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat van de vereiste tijdelijkheid van de supermarkt ook sprake kan zijn als hieraan permanente behoefte bestaat. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat niet is verzekerd dat de supermarkt binnen vijf jaar op de locatie aan de Zuidwal zal worden hergevestigd, zodat daarin geen aanwijzing kan worden gevonden dat de vestiging aan de Emmaweg tijdelijk zal zijn.
De voorzieningenrechter heeft voorts terecht overwogen dat de huurovereenkomst, op grond waarvan de gemeente Geertruidenberg het perceel aan de Emmaweg voor maximaal vijf jaar verhuurt aan appellante sub 1, evenmin voldoende waarborg voor de tijdelijkheid van de supermarkt biedt. De uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2002 in zaak no.
200103409/1, waarnaar appellanten hebben verwezen, betrof de zich hier niet voordoende situatie waarin naast het bestaan van een huurovereenkomst voor een bepaalde termijn sprake was van een bestuursovereenkomst met een looptijd van vijf jaar waarbij was bepaald dat verlenging was uitgesloten.
De omstandigheid dat de supermarkt aan de Emmaweg is opgebouwd uit demontabele prefab betonelementen, biedt, anders dan door appellante sub 1 is betoogd, evenmin voldoende grond om aan te nemen dat de supermarkt na afloop van vijf jaar zal zijn verdwenen.
De voorzieningenrechter heeft gelet op het vorenstaande terecht overwogen dat onvoldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden zijn om aan te nemen dat de supermarkt na afloop van vijf jaar van het perceel aan de Emmaweg zal zijn verdwenen en dat het besluit van 6 september 2005 derhalve in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet berust op een deugdelijke motivering. Het betoog van appellanten faalt derhalve.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Door appellanten is in hoger beroep betoogd dat de door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing van het besluit van 28 juni 2005 niet in stand kan blijven. Blijkens de aangevallen uitspraak betreft deze schorsing een voorlopige voorziening krachtens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en staat daartegen geen hoger beroep open.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg tot vergoeding van bij [C1000] en de besloten vennootschap Plus Retail B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Geertruidenberg aan [C1000] en de besloten vennootschap Plus Retail B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2006