ECLI:NL:RVS:2006:AX4422

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200504754/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom wegens overschrijding van vergunningseisen Wet verontreiniging oppervlaktewateren

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 mei 2006 uitspraak gedaan over een beroep van Sita Ecoservice Nederland B.V. tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel. Het geschil betreft een last onder dwangsom die aan appellante was opgelegd wegens overschrijding van bepaalde parameters die zijn opgenomen in de vergunning op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De last onder dwangsom was opgelegd bij besluit van 15 april 2003, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard bij besluit van 27 januari 2004. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij onder andere aanvoert dat verweerder ten onrechte niet heeft herzien voor zover het bezwaar tegen de last onder dwangsom ongegrond was verklaard ten aanzien van de parameters barium, antimoon en minerale olie.

De Raad van State heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 16 maart 2005, geconstateerd dat verweerder niet bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen voor de parameter barium en dat de geconstateerde concentratie antimoon sinds een wijziging van de vergunning op 15 augustus 2003 geen overtreding meer opleverde. Ook is overwogen dat het lozen van minerale olie een incident was en dat er geen reden was om te vrezen voor herhaling. De Raad van State heeft vastgesteld dat de tekortkomingen in de besluitvorming van verweerder niet hebben geleid tot vernietiging van het besluit van 27 januari 2004, maar dat verweerder wel bevoegd was om de beslissing op bezwaar te wijzigen of de last onder dwangsom in te trekken.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 20 april 2005 vernietigd voor zover dit betrekking heeft op de parameters barium, antimoon en minerale olie. Verweerder is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellante. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om relevante feiten en omstandigheden in de besluitvorming te betrekken.

Uitspraak

200504754/1
Datum uitspraak: 24 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sita Ecoservice Nederland B.V.", gevestigd te Almelo,
appellant,
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2003, verzonden 17 april 2003, kenmerk 136801, heeft verweerder aan appellante, voor zover hier van belang, een last onder dwangsom opgelegd wegens overschrijding van waarden van de in voorschrift 10, eerste lid, behorende bij de vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van 22 november 2001, vermelde parameters, zowel ter plaatse van de stora-meetput als in de deelstroom ter plaatse van de ONO-put, gemeten in een proportioneel genomen etmaalmonster.
Bij besluit van 27 januari 2004, kenmerk 142019, verzonden op 29 januari 2004, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 9 maart 2004, bij de Raad van State per telefax ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 april 2004.
Bij uitspraak van 16 maart 2005 in zaak no. 200401993/1 (www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van verweerder van 27 januari 2004, kenmerk 142019, vernietigd, voor zover daarbij het bezwaar tegen het opleggen van de lasten onder dwangsom wegens overtreding van voorschrift 10, eerste lid, ongegrond is verklaard ten aanzien van de parameters arseen, aromaten (BTEXN), fenolen, chloorwaterstoffen, zink, koper, chroom (totaal), chroom (VI), nikkel, lood, zilver, cadmium, kwik, vrij cyanide, kobalt, molybdeen, tin, seleen, zirkonium, telluur en wolfraam; voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.
Bij besluit van 20 april 2005, verzonden op 21 april 2005, heeft verweerder het tegen het besluit van 15 april 2003 gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het betreft de genoemde stoffen. Daarbij is aangegeven dat het besluit van 27 januari 2004 voor het overige in stand blijft.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 31 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 juli 2005.
Bij brief van 16 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 3 januari 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, ing. J. Schets en G. Bekendam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Guijs, B. Eshuis en J.F. Klein Meulenkamp, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante betoogt dat verweerder ten onrechte niet zijn besluit van 27 januari 2004, kenmerk 142019, heeft herzien voor zover daarbij het bezwaar wegens het opleggen van lasten onder dwangsom wegens overtreding van voorschrift 10, eerste lid, van 22 november 2001 ongegrond is verklaard ten aanzien van de parameters barium, antimoon en minerale olie. Appellante heeft ter onderbouwing van haar beroep gewezen op de overwegingen 2.3.3, 2.4 en 2.7 van de uitspraak van 16 maart 2005 in zaak no. 200401993/1.
2.2. De overwegingen 2.3.3, 2.4 en 2.7 van de uitspraak van 16 maart 2005 in zaak no. 200401993/1 luiden kort weergegeven als volgt.
In overweging 2.3.3 is overwogen dat wat betreft de parameter barium verweerder niet bevoegd was tot het opleggen van een last onder dwangsom en dat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met het algemene rechtsbeginsel dat besluiten met de nodige zorgvuldigheid moeten worden voorbereid.
In overweging 2.4 is overwogen dat vanwege de wijziging op 15 augustus 2003 van de vergunning van 22 november 2001 de geconstateerde concentratie antimoon sedert 15 augustus niet langer een overtreding oplevert. Door deze omstandigheid niet in zijn besluitvorming te betrekken heeft verweerder de volledige heroverweging die ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht in de bezwaarfase dient plaats te vinden miskend. Het bestreden besluit is in zoverre daarmee in strijd.
In overweging 2.7 is overwogen, dat het lozen van minerale olie boven de in voorschrift 10, eerste lid, opgenomen waarde een incident was en dat voor herhaling niet behoeft te worden gevreesd. Derhalve heeft verweerder niet in redelijkheid in deze gebeurtenis een rechtvaardiging kunnen vinden om ten aanzien van deze overtreding een last onder dwangsom op te leggen. Het bestreden besluit mist in zoverre een deugdelijke motivering.
2.3. De Afdeling stelt vast dat de hiervoor geconstateerde tekortkomingen in weerwil van de onmiskenbare bedoeling van de desbetreffende overwegingen niet hebben geleid tot vernietiging van het besluit van 27 januari 2004 op de desbetreffende onderdelen. Voorts heeft ter zitting verweerder desgevraagd medegedeeld, dat na het vaststellen van de last onder dwangsom bij besluit van 15 april 2003 wat betreft de in de last onder dwangsom opgenomen parameters barium, antimoon en minerale olie geen dwangsommen zijn verbeurd.
De omstandigheid dat in het dictum van de uitspraak van 16 maart 2005 in zaak no. 200401993/1 niet is uitgesproken, dat het besluit van 27 januari 2004 wordt vernietigd, voor zover daarbij het bezwaar tegen het opleggen van de lasten onder dwangsom wegens overtreding van voorschrift 10, eerste lid, ongegrond is verklaard ten aanzien van de parameters barium, antimoon en minerale olie, neemt naar het oordeel van de Afdeling niet weg, dat verweerder bevoegd was de beslissing op bezwaar op deze punten te wijzigen dan wel de last onder dwangsom in zoverre in te trekken, hetgeen verweerder heeft erkend. Aangezien in het bestreden besluit een afweging op dit punt ontbreekt, waartoe gelet op de feiten en omstandigheden van het geval aanleiding bestond, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met het algemene rechtsbeginsel dat besluiten met de nodige zorgvuldigheid moeten worden genomen.
2.4. Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de parameters barium, antimoon en minerale olie. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel van 20 april 2005, kenmerk 137832, voor zover dit betrekking heeft op de parameters barium, antimoon en minerale olie;
III. veroordeelt het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het waterschap Regge en Dinkel aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat het waterschap Regge en Dinkel aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2006
191