ECLI:NL:RVS:2006:AX6332

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601809/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.F.N. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan door de Raad van State

Op 24 mei 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied 2004" door de gemeenteraad van Barneveld. Het college van gedeputeerde staten van Gelderland had op 24 januari 2006 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, maar verzoeker, een agrariër, heeft hiertegen beroep ingesteld. Hij vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de goedkeuring van de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" voor het perceel aan de Hoevelakenseweg 198/200 in werking zou treden, omdat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zijn eigen agrarische activiteiten.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 15 mei 2006 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel verzoeker, bijgestaan door ing. H.W. Ebbers, als de vertegenwoordiger van de provincie Gelderland, mr. V.C.E. Wattenberg, verschenen. Ook de gemeenteraad van Barneveld was vertegenwoordigd door drs. J.D. Wessels en ing. A. Bosveld. De Voorzitter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de bestemming en de bijbehorende aanduidingen in het bestemmingsplan, wat in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel.

De Voorzitter heeft geoordeeld dat de goedkeuring van de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" niet zonder meer kon worden gehandhaafd, gezien de onduidelijkheid die was ontstaan. Daarom heeft hij besloten om de goedkeuring van het bestemmingsplan te schorsen, totdat de gemeenteraad de situatie had hersteld. Tevens is het college van gedeputeerde staten van Gelderland veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 687,93 bedroegen, en het griffierecht van € 141,00 moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 mei 2006.

Uitspraak

200601809/2.
Datum uitspraak: 24 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Barneveld het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied 2004" vastgesteld.
Bij besluit van 24 januari 2006, nr. RE2005.28874, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 21 maart 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 21 maart 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 maart 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 21 maart 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 mei 2006, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door ing. H.W. Ebbers, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.C.E. Wattenberg, ambtenaar der provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Barneveld, vertegenwoordigd door drs. J.D. Wessels en ing. A. Bosveld, ambtenaren der gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het bestemmingsplan ziet op een aantal wijzigingen van het bestemmingsplan "Buitengebied 2000". In laatstgenoemd plan is het in geding zijnde perceel, Hoevelakenseweg 198/200 bestemd voor "Niet-agrarische bedrijven" in de bestemmingscategorie "stalling en opslag" ("Bso"). Verweerder heeft aan deze bestemming bij zijn besluit van 11 juni 2002, nr. RE2001.107025, goedkeuring onthouden. Dienaangaande heeft de Afdeling in haar uitspraak van 27 augustus 2003 in zaak no.
200203536/1overwogen dat in artikel 25 van de planvoorschriften geen nadere doeleindenomschrijving staat voor de bestemmingscategorie "stalling en opslag" ("Bso"). Daardoor kan onduidelijkheid ontstaan over de aard van de goederen die op het bedrijf van [partij] mogen worden opgeslagen. Dit maakt een toets van de milieuhygiënische aanvaardbaarheid van het bedrijf ter plaatse onmogelijk en is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Gelet hierop heeft verweerder terecht overwogen, aldus de Afdeling in genoemde uitspraak, dat aan het plandeel goedkeuring moet worden onthouden.
Met betrekking tot het in geding zijnde perceel dient het voorliggende bestemmingsplan ter reparatie van de situatie die is ontstaan na voornoemde uitspraak van de Afdeling.
2.3.    In het plan heeft de gemeenteraad beoogd aan het perceel de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" toe te kennen met de aanduidingen "Opslag veevoederbenodigdheden"("Bvb"), "Geen woning toegestaan"
("-W") en "Geen buitenopslag toegestaan" ("Gb").
Dienaangaande heeft verweerder in zijn besluit geconstateerd dat er een discrepantie is tussen de aanduidingen die worden gehanteerd voor de opslag van veevoederbenodigdheden voor dit perceel. In artikel 25 van de voorschriften wordt gesproken over "bvb", in de lijst in bijlage 2 bij de voorschriften wordt vermeld "bov" en op de (deel)plankaart voor dit perceel staat vermeld "bvo". Omdat verweerder dit in strijd met de rechtszekerheid acht, heeft hij goedkeuring aan de aanduidingen onthouden.
2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" voor het perceel Hoevelakenseweg 198/200 heeft goedgekeurd. Hij voert hiertoe aan dat een niet-agrarisch bedrijf in de voorgestane vorm en omvang niet past op deze locatie, gelet op de gevolgen voor zijn eigen agrarisch melkveebedrijf. Om te voorkomen dat deze bestemming in werking treedt en er onomkeerbare ontwikkelingen zullen plaatsvinden, wenst verzoeker schorsing van het bestreden besluit.
2.5.    Nu verweerder enkel aan de aanduidingen goedkeuring heeft onthouden, heeft hij de bestemming voor het perceel goedgekeurd. Dienaangaande heeft hij ter zitting toegelicht dat het onthouden van goedkeuring aan de bestemming niet nodig was, omdat de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" zonder nadere aanduiding geen betekenis heeft, gelet op artikel 25 van de voorschriften bij het plan.
De Voorzitter is van oordeel dat deze uitleg van artikel 25 van de voorschriften niet zonder meer volgt uit de tekst van dit artikel. Hieruit volgt dat het besluit van verweerder tot een onduidelijke situatie leidt, hetgeen in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Mede gelet op de omstandigheid dat ook de gemeenteraad zich op het standpunt stelt dat sprake is van een onduidelijke planologische regeling, welke hij door middel van een planherziening op korte termijn wenst te herstellen, ziet de Voorzitter aanleiding het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" voor het perceel Hoevelakenseweg 198/200 te schorsen.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 24 januari 2006, nummer RE2005.28874, voor zover het de goedkeuring van de bestemming "Niet-agrarische bedrijven" voor het perceel Hoevelakenseweg 198/200 betreft;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 687,93 (zegge: zeshonderdzevenentachtig euro en drieënnegentig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Van den Berg
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2006
350.