200510073/1.
Datum uitspraak: 31 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1563 van de rechtbank Breda van 9 november 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Werkendam.
Bij besluit van 17 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam (hierna: het college) de aan appellant verstrekte bijzondere bijdragen op grond van de Vangnetregeling huursubsidie die onderdeel uitmaakt van de Huursubsidiewet (hierna: de Hsw) over de tijdvakken 1 januari 2002 tot en met 30 juni 2002 en 1 juli 2002 tot en met 31 december 2002 ten bedrage van in totaal € 1.908,65 teruggevorderd.
Bij besluit van 19 april 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 8 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 januari 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 16 mei 2006. Partijen zijn niet verschenen.
2.1. Het college heeft de over voormelde tijdvakken op grond van de Hsw verstrekte bijzondere bijdrage teruggevorderd, omdat hem is gebleken dat appellant heeft verzuimd de inkomsten uit freelance werk op te geven. Bij nacontrole van de inkomensgegevens is het college gebleken dat het inkomen van appellant de destijds geldende inkomensgrenzen voor zowel de periode 2001-2002 als voor de periode 2002-2003 overschreed, zodat het college heeft besloten tot terugvordering van de verstrekte bijdragen over te gaan.
2.2. In dit geding is uitsluitend in geschil de vraag of de bijdrage door het college geheel of ten dele kan worden teruggevorderd. Appellant blijft bij zijn standpunt dat sprake is van een vergissing die kan worden verklaard door een stoornis in zijn concentratievermogen als gevolg van oorlogservaringen uit zijn jeugd. Appellant heeft aangevoerd dat hij bij het invullen van de aanvraagformulieren is geholpen door een medewerkster van buro Altena voor Werk, Inkomen en Zorg, die hem erop opmerkzaam had moeten maken dat hij niet de juiste inkomensgegevens had overgelegd. Nu appellant eerst in 2004 met de gevolgen van de vergissing wordt geconfronteerd en het verschil tussen de hoogte van de inkomensgrens en zijn inkomen minimaal is, zou de hoogte van het terug te vorderen bedrag op zijn minst gematigd moeten worden.
2.3. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dient het college, ingevolge artikel 26d van de Hsw, gelezen in samenhang met artikel 10 van het Besluit vangnetregeling huursubsidie, zoals deze artikelen in de uitspraak van de rechtbank zijn opgenomen, in beginsel de ten onrechte uitbetaalde bijzondere bijdragen volledig terug te vorderen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college geheel of ten dele had moeten afzien van de terugvordering, is niet gebleken. Dat appellant zich heeft vergist en dat degene die hem heeft bijgestaan bij de invulling van de aanvraagformulieren, die fout niet direct heeft ontdekt, maakt dat niet anders, nu appellant in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van de juiste gegevens en de aanvraagformulieren zijn ingevuld aan de hand van de op dat moment aanwezige stukken.
Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat, nu appellant met het ondertekenen van de aanvraagformulieren ermee heeft ingestemd dat de inkomensgegevens zullen worden gecontroleerd, hij er rekening mee diende te houden dat het recht op een bijdrage na controle van de gegevens alsnog zou worden herzien en dat het college tot terugvordering zou kunnen overgaan. Dit klemt temeer daar de totale inkomsten uit freelance werkzaamheden eerst aan het einde van het jaar bekend konden zijn, waardoor de volledige inkomensgegevens van appellant eerst op een na het moment van de aanvraag gelegen tijdstip door de Belastingdienst zouden kunnen worden gecontroleerd.
2.4. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt een herhaling van zijn betoog in beroep en leidt niet tot een ander oordeel dan dat waartoe de rechtbank is gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2006