ECLI:NL:RVS:2006:AX7018

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603293/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sloopvergunning voor gebouwen in Amsterdam-Noord

Op 30 mei 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een verzoeker tegen de sloopvergunning die op 20 juli 2005 door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord was verleend voor de sloop van de gebouwen aan Industrie 12 en 14 en Stoombootweg 31. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar ongegrond op 6 oktober 2005. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had op 20 oktober 2005 het beroep van de verzoeker gegrond verklaard voor het gebouw Stoombootweg 31, maar het dagelijks bestuur verleende op 14 november 2005 alsnog een vergunning voor dit gebouw onder de Huisvestingswet.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 18 mei 2006, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.C. Jonkman. Het dagelijks bestuur was vertegenwoordigd door ambtenaren van het stadsdeel. In zijn overwegingen concludeerde de Voorzitter dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De Voorzitter oordeelde dat de sloopvergunning terecht was verleend, omdat er geen weigeringsgronden aanwezig waren volgens de bouwverordening. Ook het argument van de verzoeker over asbest op een aangrenzend perceel werd verworpen, omdat dit niet leidde tot een verplichting om de vergunning te weigeren.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 mei 2006.

Uitspraak

200603293/2.
Datum uitspraak: 30 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/1789 en 06/848 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) sloopvergunning verleend voor het slopen van de gebouwen Industrie 12 en 14 en Stoombootweg 31.
Bij besluit van 6 oktober 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2005 heeft de heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betreft de sloop van het gebouw Stoombootweg 31 en het besluit van 6 oktober 2005 in zoverre vernietigd.
Bij besluit van 14 november 2005 heeft het dagelijks bestuur, onder het verlenen van een vergunning ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet (woningonttrekkingsvergunning) ter zake van het gebouw Stoombootweg 31, de tegen het besluit van 20 juli 2005 gemaakte bezwaren, voor zover deze betrekking hebben op het gebouw Stoombootweg 31, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2006, verzonden op dezelfde dag, voor zover thans van belang, heeft de voorzieningenrechter het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 2 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 mei 2006, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. M.C. Jonkman, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Nooij en ing. J. Boes, ambtenaren van het stadsdeel, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Er is geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Naar voorlopig oordeel heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld dat ten tijde van de beslissing op bezwaar geen van de in artikel 8.1.6. van de voor het stadsdeel geldende bouwverordening genoemde weigeringsgronden zich voordeed zodat de sloopvergunning moest worden verleend.
2.3.    De omstandigheid dat op het aangrenzende perceel asbest is aangetroffen betekent naar voorlopig oordeel niet dat de sloopvergunning had moeten worden geweigerd. Voor zover de veiligheid bij een sloopvergunning aan de orde is, gaat de Voorzitter er voorshands van uit, dat het daarbij gaat om de veiligheid van voorbijgangers en belendingen van hetgeen waarop de vergunning ziet. Het betoog van verzoeker dat de voor het pand Stoombootweg 31 ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Huisvestingswet verleende vergunning niet in werking is getreden nu deze niet is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ziet er naar voorlopig oordeel aan voorbij dat bekendmaking daarvan dient te geschieden overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van die wet.
2.4.    Gelet op het voorgaande en op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Willems
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2006
412.