ECLI:NL:RVS:2006:AX9018

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602885/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor industrieel gebouw in Haelen

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning die is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Haelen. Op 8 april 2005 verleende het college vrijstelling en een bouwvergunning voor het vergroten van een industrieel gebouw op een specifiek perceel. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen deze vergunning, kregen op 20 februari 2006 te horen dat hun bezwaar ongegrond was verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond, die op 31 maart 2006 het beroep gegrond verklaarde en de bouwvergunning schorste totdat het college opnieuw op het bezwaar zou beslissen.

Verzoekers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 7 juni 2006 de zaak behandeld, waarbij het college vertegenwoordigd was door drs. P.C.W. van Doorn. De verzoekers waren niet aanwezig. De vergunninghoudster was vertegenwoordigd door P.F. Bruggen en mr. W.C.M. Coenen, advocaat te Maastricht.

De Voorzitter oordeelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de maximum goothoogte van 8 meter met 20 centimeter werd overschreden. Het college had echter vrijstelling verleend op basis van de planvoorschriften. Verzoekers stelden dat de hoogte van de gevelbeplating niet in de belangenafweging was meegenomen. De Voorzitter concludeerde dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat het beroep zou leiden tot vernietiging van de beslissing op bezwaar. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200602885/2.
Datum uitspraak: 13 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/533 EN 06/535 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 31 maart 2006 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Haelen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haelen (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een industrieel gebouw op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 20 februari 2006 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2006, verzonden op 3 april 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd, bepaald dat het college opnieuw beslist op het bezwaar van verzoekers met inachtneming van deze uitspraak en de bouwvergunning van 8 april 2005 geschorst totdat het college opnieuw heeft beslist op het bezwaar van verzoeker.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 16 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op die dag, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 10 april 2006 heeft het college het tegen de bouwvergunning van 8 april 2005 door verzoekers gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke brieven van 16 april 2006 hebben verzoekers tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het beroepschrift en het verzoek om voorlopige voorziening na een behandeling ter zitting bij brief van 10 mei 2006, bij de Afdeling ingekomen op 2 juni 2006, ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juni 2006, waar het college, vertegenwoordigd door drs. P.C.W. van Doorn, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Verzoekers zijn niet ter zitting verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door P.F. Bruggen en [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.C.M. Coenen, advocaat te Maastricht.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan "Omleiding Maascentrale" omdat de maximum goothoogte van 8 meter met 20 centimeter wordt overschreden. Het college heeft voor deze overschrijding met toepassing van artikel 16, vijfde lid, en artikel 17, vijfde lid, van de planvoorschriften vrijstelling verleend.
2.3.    Verzoekers betogen in beroep dat de omstandigheid dat de beplating aan de zijgevels doorloopt tot een hoogte van 9,20 meter niet in de belangenafweging van de bij de beslissing op bezwaar van 10 april 2006 gehandhaafde vrijstelling is betrokken.
2.4.    In aanmerking genomen dat een gevelbeplating van 9,20 meter ingevolge de bouwvoorschriften zonder meer mogelijk is, valt niet in te zien waarom deze hoogte bij de belangenafweging over de vrijstelling voor het optrekken van de daarachter gelegen goothoogte tot 8,20 meter van doorslaggevende betekenis zou zijn.
2.5.    Gezien het vorenstaande bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het beroep zal leiden tot vernietiging van de beslissing op bezwaar van 10 april 2006, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Gelet hierop en op de bij de bouwvergunning betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Boermans    w.g. Slump
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2006
429.