ECLI:NL:RVS:2006:AX9020

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603496/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake aanleg- en bouwvergunning voor sloop en oprichting politiebureau te Schiermonnikoog

Op 13 juni 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog had op 12 en 27 juli 2005 vergunningen verleend voor de sloop van het hoofdgebouw van het Pand Voorstreek 28 en de bouw van een politiebureau op dat perceel. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond is verklaard. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 1 mei 2006 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben verzoekers hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Raad van State heeft het verzoek op 31 mei 2006 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoekers vertegenwoordigd door J. van Boven en het college door H. Harmsma. Politie Fryslân was ook als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. D.J.G.M. de Boer MPA.

De Voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het verzoek was beperkt tot de aanlegvergunning voor de sloop. De Voorzitter heeft vastgesteld dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend, vooral als de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het beroep ongegrond heeft verklaard.

De Voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Het perceel ligt in een beschermd stadsgezicht en de sloop van het gebouw is onderworpen aan strikte voorwaarden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de vergunning heeft kunnen handhaven op basis van positieve adviezen van verschillende instanties. Gelet op deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200603496/2.
Datum uitspraak: 13 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 05/1782 en 05/1783 van de rechtbank Leeuwarden van 1 mei 2006 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog.
1.    Procesverloop
Bij onderscheidenlijke besluiten van 12 juli 2005 en 27 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog (hierna: het college) aan Politie Fryslân aanlegvergunning verleend voor de sloop van het hoofdgebouw van het Pand Voorstreek 28 te Schiermonnikoog (hierna: het perceel) respectievelijk bouwvergunning verleend voor het oprichten van een politiebureau op het perceel.
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college de tegen deze besluiten door verzoekers gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2006, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 7 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2006.
Bij brief van 8 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 mei 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door J. van Boven, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door H. Harmsma, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord Politie Fryslân, vertegenwoordigd door mr. D.J.G.M. de Boer MPA, directeur.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek is beperkt tot de bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde aanlegvergunning voor de sloop.
2.3.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.4.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op de aanlegvergunning, in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de aanlegvergunning niet mocht worden verleend. Daartoe wordt het volgende in aanmerking genomen.
2.4.1.    Het perceel ligt in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Ter bescherming daarvan is het bestemmingsplan "Schiermonnikoog-Kom" vastgesteld.
Blijkens de bij dit bestemmingsplan behorende esthetische kwaliteitskaart is het oude deel van het te slopen pand aangemerkt als "structureel beeldbepalend".
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder e, van de planvoorschriften is het verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:
(…)
e. het slopen van gebouwen binnen het gebied van het beschermd dorpsgezicht, voorzover deze gebouwen als "structureel beeldbepalend" op de esthetische kwaliteitskaart zijn aangemerkt.
Ingevolge artikel 2, derde lid, kan de in lid 1 bedoelde aanlegvergunning slechts worden verleend, indien en voorzover voldoende gewaarborgd is, dat het karakter van het beschermde dorpsgezicht niet wordt aangetast.
2.4.2.    Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank terecht en op goede gronden overwogen dat het college de aanlegvergunning bij de beslissing op bezwaar, gelet op de daartoe strekkende positieve adviezen van de Begeleidingscommissie voor de Kom, de commissie Hûs & Hiem en ir. T. Brouwer, alsmede de brief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg van 6 februari 2006, heeft kunnen handhaven. Het door verzoekers ingebrachte deskundigenadvies van ir. K. Holstein keert zich met name tegen de wijze waarop de bescherming van het pand in het bestemmingsplan is geregeld. Nu evenwel het bestemmingsplan voor de beslissing op de aanvraag om aanlegvergunning het toetsingskader is en in deze procedure zelf niet ter toetsing voorligt, heeft het college in het door verzoekers ingebrachte tegenadvies naar voorlopig oordeel geen aanleiding hoeven te zien van de positieve adviezen af te wijken.
2.5.    Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende de betrokken belangen bestaat geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Boermans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2006
429.