ECLI:NL:RVS:2006:AX9029

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603591/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling voor kassen door college van Zevenhuizen-Moerkapelle

In deze zaak heeft het college van Zevenhuizen-Moerkapelle op 9 november 2005 een besluit genomen waarbij het verzoeker geen vrijstelling en bouwvergunning verleende voor het vernieuwen van kassen. Dit besluit werd door verzoeker aangevochten, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 16 februari 2006. Verzoeker ging in hoger beroep bij de Raad van State en vroeg op 12 mei 2006 om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 7 juni 2006 behandeld. Tijdens de zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De Voorzitter concludeerde dat het verzoek niet gericht was op het verkrijgen van een voorlopige voorziening, maar op een spoedig eindoordeel over de bouwmogelijkheden. Dit eindoordeel kan echter alleen in de bodemprocedure worden gegeven. De Voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2006.

Uitspraak

200603591/2.
Datum uitspraak: 14 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06 /1482 en 06 / 2450 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 mei 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van Zevenhuizen-Moerkapelle.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2005 heeft het college van Zevenhuizen-Moerkapelle (hierna: het college) geweigerd aan verzoeker vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het vernieuwen van kassen gelegen achter de [locaties] te [plaats].
Bij besluit van 16 februari 2006 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 mei 2006, verzonden op 9 mei 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 12 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 12 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juni 2006, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door A. de Vries, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Met de uitspraak van de voorzieningenrechter is de beslissing op bezwaar, waarbij de weigering om bouwvergunning te verlenen is gehandhaafd, in stand gebleven. Uit hetgeen verzoeker ter zitting naar voren heeft gebracht leidt de Voorzitter af dat hetgeen verzoeker verlangt niet is gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening hangende de bodemprocedure, doch uitsluitend op een spoedig eindoordeel over de met het hoger beroep aan de Afdeling voorgelegde vraag over de bouwmogelijkheden ter plaatse. Dit eindoordeel kan alleen in de bodemprocedure worden gegeven. Gezien de samenhang die de wetgever in de Algemene wet bestuursrecht heeft gelegd tussen de artikelen 8:81 en 8:86, lenen die artikelen zich niet voor toepassing om uitsluitend een spoedige uitspraak in de hoofdzaak te verkrijgen.
2.2.    Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook te worden afgewezen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Boermans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2006
429.