ECLI:NL:RVS:2006:AX9053

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602267/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan voor het Nationaal Automobielmuseum te Den Haag

Op 15 juni 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de vereniging Milieudefensie en de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming (AVN) een voorlopige voorziening vroegen tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 31 januari 2006. Dit besluit betrof de goedkeuring van het bestemmingsplan "Reigersbergen 1964, 1e partiële herziening (Nationaal Automobielmuseum)" dat door de gemeenteraad van Den Haag was vastgesteld op 23 juni 2005. De verzoekers stelden dat de goedkeuring ten onrechte was verleend, omdat het streekplan waarnaar verweerder had verwezen, ten tijde van het besluit niet van kracht was. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 juni 2006, waarbij de verzoekers en de verweerder vertegenwoordigd waren. De Voorzitter oordeelde dat het bestreden besluit was genomen op een moment dat het relevante streekplan nog niet was gepubliceerd, en dat dit in strijd was met de geldende wetgeving. Gezien de onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, heeft de Voorzitter besloten het besluit van de provincie Zuid-Holland te schorsen. Tevens is bepaald dat de provincie de griffierechten aan de verzoekers moet vergoeden.

Uitspraak

200602267/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    de vereniging "Vereniging Milieudefensie" (hierna: Milieudefensie), gevestigd te Amsterdam,
2.    de vereniging "Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor  's-Gravenhage en Omstreken" en andere (hierna AVN en andere), gevestigd te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag het bestemmingsplan "Reigersbergen 1964, 1e partiële herziening (Nationaal Automobielmuseum)" vastgesteld.
Bij besluit van 31 januari 2006, kenmerk DRM/ARB/05/6894A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben Milieudefensie bij brief van 28 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2006, en AVN en andere bij brief van 24 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2006, beroep ingesteld. Bij dezelfde brieven als waarmee de beroepen zijn ingesteld hebben Milieudefensie en AVN en andere de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 juni 2006, waar Milieudefensie, vertegenwoordigd door mr. J.M. Bruggeman, en AVN en andere, vertegenwoordigd door H. Creman en A. de Ruiter, en verweerder, vertegenwoordigd door ing J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de stichting "Stichting het Nationaal Automobielmuseum" en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Onroerend goed Nationaal Automobielmuseum B.V.", vertegenwoordigd door prof. mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door W. Kelders, mr. M.V.I. Balazs-den Hartog en ing. E. Been, ambtenaren van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de vestiging van het zogenoemde Nationaal Automobielmuseum (hierna: NAM) op een deel van het voormalige landgoed "Reigersbergen", waar voorheen een kwekerij was gevestigd.
2.3.     Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Daartoe voeren AVN en andere onder meer aan dat door verweerder ten onrechte aan het streekplan "Derde partiële herziening streekplan Zuid-Holland West 2003, Alkemade c.a." (hierna: het streekplan) is getoetst, terwijl dit streekplan ten tijde van het bestreden besluit niet van kracht was.
2.4.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd. Hij voert aan dat terecht aan het voormelde streekplan is getoetst, dat onder meer voorziet in een wijziging van de verstedelijkingscontour bij Den Haag als gevolg waarvan het provinciale beleid niet meer in weg staat aan de vestiging van het NAM ter plaatse.
2.5.    De Voorzitter stelt vast dat het bestreden besluit is genomen op 31 januari 2006. Het bestreden besluit is voorzien van deze datum en deze datum is vermeld in de publicaties. Het streekplan is op 1 februari 2006 vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van het streekplan is op 9 februari 2006 gepubliceerd. Dit besluit en het streekplan hebben van 13 februari 2006 tot en met 27 maart 2006 ter inzage gelegen. Gelet op artikel 4a, zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 maart 2004,
200301797/1, is de Voorzitter van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft getoetst aan een streekplan dat ten tijde van het bestreden besluit nog niet was bekendgemaakt en derhalve niet van kracht was. Gelet hierop gaf het streekplan "Zuid-Holland West" destijds voor het plangebied het geldende provinciale beleid weer, dat zich verzet tegen verstedelijking op deze plaats.
2.6.    Gezien het voorgaande acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, termen aanwezig het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. De overige gronden behoeven, gelet op het voorgaande, geen behandeling.
2.7.    Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken in te willigen.
2.8.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 31 januari 2006, kenmerk DRM/ARB/05/6894A;
II.    gelast dat de provincie Zuid-Holland aan Milieudefensie en AVN en andere het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht (€ 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor Milieudefensie en € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor AVN en andere) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. Verbeek
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2006
388-459.