200508950/1.
Datum uitspraak: 28 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein,
verweerder.
Bij brief van 8 september 2005 heeft verweerder, voor zover hier van belang, het bezwaar van [partij] tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen ten aanzien van de inrichting van appellante aan de [locatie] te [plaats], gegrond verklaard.
Hiertegen heeft appellante bij brief van 26 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2005, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 november 2005.
Bij brief van 13 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellante. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en door P.A.J.M. Janssen en ir. R. Slangen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.C. Grootjans en L.M.M. van de Akker,
zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. H.J. Amsing, advocaat te Brunssum.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2. De Afdeling stelt vast dat verweerder in de brief van 8 september 2005 niet alsnog een besluit heeft genomen ten aanzien van het verzoek van [partij] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen. De enkele mededeling in die brief dat de voor de inrichting van appellante geldende geluidnormen worden overschreden en daarom conform de vastgestelde sanctie- en handhavingsstrategie handhavend dient te worden opgetreden, kan niet worden aangemerkt als een zodanig besluit.
De enkele gegrondverklaring van het bewaar, zonder dat alsnog een beslissing wordt genomen op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen, behelst geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is derhalve niet gericht tegen een besluit in de zin van dit artikel. Nu voorts ter zitting door appellante is aangegeven dat het beroep niet moet worden geacht te zijn gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van [partij], is de Afdeling onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
2.3. In aanmerking genomen dat verweerder in de brief van 8 september 2005, onder meer door het opnemen van een rechtsmiddelenclausule, de indruk heeft gewekt dat daartegen door appellante beroep bij de Afdeling kon worden ingesteld, acht de Afdeling termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en voorts de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein te gelasten het door appellante gestorte griffierecht te vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 686,37 (zegge: zeshonderdzesentachtig euro en zevenendertig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2006