ECLI:NL:RVS:2006:AX9451

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200508950/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in bestuursrechtelijke handhavingskwestie

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 juni 2006 uitspraak gedaan over een beroep dat was ingesteld door appellante tegen een beslissing van verweerder, het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein. Het beroep was gericht tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van appellante. Verweerder had in een brief van 8 september 2005 het bezwaar van een derde partij, [partij], gegrond verklaard, maar had geen besluit genomen over het verzoek om handhaving. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de gegrondverklaring van het bezwaar niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor was de Raad van State onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

De Afdeling heeft verder overwogen dat verweerder door het opnemen van een rechtsmiddelenclausule in de brief van 8 september 2005 de indruk heeft gewekt dat appellante beroep kon instellen. Daarom heeft de Afdeling besloten dat de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein de proceskosten van appellante moet vergoeden, evenals het griffierecht dat door appellante was betaald. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 686,37, waarvan een aanzienlijk deel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

200508950/1.
Datum uitspraak: 28 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij brief van 8 september 2005 heeft verweerder, voor zover hier van belang, het bezwaar van [partij] tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen ten aanzien van de inrichting van appellante aan de [locatie] te [plaats], gegrond verklaard.
Hiertegen heeft appellante bij brief van 26 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2005, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 november 2005.
Bij brief van 13 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellante. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en door P.A.J.M. Janssen en ir. R. Slangen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.C. Grootjans en L.M.M. van de Akker,
zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. H.J. Amsing, advocaat te Brunssum.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2.    De Afdeling stelt vast dat verweerder in de brief van 8 september 2005 niet alsnog een besluit heeft genomen ten aanzien van het verzoek van [partij] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen. De enkele mededeling in die brief dat de voor de inrichting van appellante geldende geluidnormen worden overschreden en daarom conform de vastgestelde sanctie- en handhavingsstrategie handhavend dient te worden opgetreden, kan niet worden aangemerkt als een zodanig besluit.
De enkele gegrondverklaring van het bewaar, zonder dat alsnog een beslissing wordt genomen op het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen, behelst geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is derhalve niet gericht tegen een besluit in de zin van dit artikel. Nu voorts ter zitting door appellante is aangegeven dat het beroep niet moet worden geacht te zijn gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van [partij], is de Afdeling onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
2.3.    In aanmerking genomen dat verweerder in de brief van 8 september 2005, onder meer door het opnemen van een rechtsmiddelenclausule, de indruk heeft gewekt dat daartegen door appellante beroep bij de Afdeling kon worden ingesteld, acht de Afdeling termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en voorts de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein te gelasten het door appellante gestorte griffierecht te vergoeden.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen;
II.    veroordeelt het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 686,37 (zegge: zeshonderdzesentachtig euro en zevenendertig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de Intergemeentelijke Milieudienst Beek-Nuth-Stein aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis    w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2006
312-462.