200508304/1.
Datum uitspraak: 28 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], stellend op te treden namens de Bewonerscommissie Nuts-8,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/4330 van de rechtbank
's-Gravenhage van 26 augustus 2005 in het geding tussen:
de Bewonerscommissie Nuts-8
de raad der gemeente 's-Gravenhage.
Bij besluit van 4 maart 2004 heeft de raad der gemeente 's-Gravenhage (hierna: de gemeenteraad) met toepassing van artikel 21, eerste en zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verklaard dat ten aanzien van een locatie, waarvan de begrenzing op een bij dat besluit behorende kaart, gemerkt S 10509, door een lijn met stippen is aangegeven, een bestemmingsplan wordt voorbereid.
Bij besluit van 16 december 2004 heeft de gemeenteraad het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2005, verzonden op 29 augustus 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 januari 2006 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2006, waar appellant in persoon, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. A. Bos, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. In hoger beroep is aan de orde de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de gemeenteraad het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien de Bewonerscommissie Nuts-8 niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden beschouwd.
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de werkzaamheden van de Bewonerscommissie Nuts-8 slechts verband houden met de directe belangen van de bewoners van Nuts-8, in de hoedanigheid van huurders, in hun verhouding tot de verhuurster. De bewonerscommissie is niet aan te merken als een rechtspersoon die door het op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genomen voorbereidingsbesluit rechtstreeks in een door haar te behartigen belang is getroffen.
2.3. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden overwogen dat het bezwaarschrift van 29 maart 2004 uitdrukkelijk slechts namens de Bewonerscommissie Nuts-8 is ingediend. Gelet hierop faalt het betoog van appellant dat het bewaarschrift dient te worden opgevat als ingediend namens twintig bewoners van Nuts-8. Dat appellant het beroepschrift en hoger beroepschrift vergezeld heeft doen gaan van een door twintig bewoners ondertekende volmacht, maakt dit niet anders.
Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de gemeenteraad het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2006