ECLI:NL:RVS:2006:AY0328

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603264/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor stadsdeelwerf in Amsterdam en verzoek om voorlopige voorziening

Op 22 maart 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam een vergunning verleend voor het veranderen van een stadsdeelwerf aan de Van Heenvlietlaan 50 te Amsterdam. Dit besluit is op dezelfde dag ter inzage gelegd. De stichting 'Stichting Tuinstad Buitenveldert', gevestigd te Amsterdam, heeft op 29 april 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 4 mei 2006 bij de Raad van State is ingekomen. Tevens heeft verzoekster de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening. De gronden van het beroep zijn op 8 mei 2006 nader aangevuld.

De Voorzitter heeft het verzoek op 13 juni 2006 ter zitting behandeld, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door R.A. Quint en W. van Arend, en verweerder door mr. K.M. Karssen, dr. C. Mars en R.R. Garnaat, ambtenaren van het stadsdeel. Ook de vergunninghouder was aanwezig, vertegenwoordigd door M. van Dongen, ambtenaar van het stadsdeel.

In de overwegingen van de Voorzitter werd benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter constateerde dat er nog geen bouwvergunning was verleend voor de noodzakelijke sloop en bouwactiviteiten, en dat de werkzaamheden pas eind 2006 zouden kunnen beginnen. Hierdoor was er geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 27 juni 2006 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200603264/2.
Datum uitspraak: 27 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Tuinstad Buitenveldert", gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2006 heeft verweerder aan (het stadsdeel ZuiderAmstel van) de gemeente Amsterdam (hierna: vergunninghouder) een vergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, voor het veranderen van een stadsdeelwerf, gelegen aan de Van Heenvlietlaan 50 te Amsterdam. Dit besluit is op 22 maart 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 29 april 2006 , bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 8 mei 2006 zijn de gronden van het beroep nader aangevuld.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juni 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door R.A. Quint en W. van Arend, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.M. Karssen, dr. C. Mars en R.R. Garnaat, ambtenaren van het stadsdeel, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghouder, vertegenwoordigd door M. van Dongen, ambtenaar van het stadsdeel, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij besluit van 22 maart 2006 heeft verweerder een revisievergunning verleend in verband met verandering van de soort en situering van de activiteiten binnen de inrichting. Zo zal onder meer een (buiten)wasplaats voor bedrijfswagens aan de inrichting worden toegevoegd, terwijl het afvaldepot niet langer deel zal uitmaken van de inrichting.
2.3.    Verzoekster beoogt met het verzoek te bewerkstelligen dat in elk geval hangende de behandeling van het beroep de werking van de inrichting niet zal worden gewijzigd. Evenwel is ter zitting gebleken dat, alvorens de inrichting in gewijzigde vorm in werking kan zijn, een aantal gebouwen moet worden gesloopt en dat tevens een nieuw gesloten bouwwerk moet worden gebouwd. Zowel vergunninghouder als verweerder hebben hierover ter zitting naar voren gebracht dat de noodzakelijke bouwvergunning in elk geval nog niet is verleend en dat naar verwachting eerst eind 2006 met de sloop zal worden aangevangen. Pas daarna zullen de bouwactiviteiten kunnen plaatsvinden. De Voorzitter overweegt dat naar verwachting voor aanvang van die bouwactiviteiten uitspraak zal zijn gedaan in de hoofdzaak. Naar het oordeel van de Voorzitter is met het verzoek op dit moment dan ook geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.4.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.6.    3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J. Blok, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin    w.g. Blok
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2006
428.