ECLI:NL:RVS:2006:AY0376
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- P.M.M. de Leeuw-van Zanten
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens ontbreken risicoinventarisatie en -evaluatie volgens de Arbowet
In deze zaak gaat het om een bestuurlijke boete die is opgelegd door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan appellante, wegens het ontbreken van een schriftelijke risicoinventarisatie en -evaluatie, zoals vereist door artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet). De boete bedraagt € 180,00 en is opgelegd op 18 maart 2004. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Staatssecretaris heeft dit bezwaar op 18 februari 2005 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen, die op 8 november 2005 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden heeft aangevuld in januari 2006.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 30 mei 2006. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. I.E. van Heijningen, terwijl appellante niet aanwezig was. De Raad overweegt dat de argumenten van appellante in hoger beroep grotendeels een herhaling zijn van de eerder aangevoerde gronden bij de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevoegdheid van de Staatssecretaris om de boete op te leggen. Appellante heeft weliswaar een risicoinventarisatie en -evaluatie ingediend, maar deze was niet van toepassing op de betrokken locatie, wat betekent dat deze niet voldeed aan de eisen van de Arbowet.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de boete rechtmatig is opgelegd. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De beslissing wordt uitgesproken in naam der Koningin op 5 juli 2006.