ECLI:NL:RVS:2006:AY0408

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200506365/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek
  • F.P. Zwart
  • H.G. Lubberdink
  • W.M. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering erkenning appellanten door Stichting Keten Kwaliteit Melk en hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de weigering van de Stichting Keten Kwaliteit Melk om hen te erkennen op basis van de Zuivelverordening 2002. De stichting had op 18 december 2003 besloten om appellanten niet te erkennen, waarna appellanten bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 17 mei 2004 door de stichting ongegrond verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het beroep van appellanten doorgezonden naar de rechtbank Almelo, die op 17 juni 2005 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de stichting vernietigde. Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, maar de zaak werd ter zitting op 22 mei 2006 behandeld zonder dat partijen verschenen.

De rechtbank had overwogen dat het Productschap Zuivel bevoegd was om te beslissen op het bezwaar van appellanten, en niet de stichting. Het productschap had op 17 november 2004 alsnog op het bezwaar beslist, wat leidde tot een uitspraak van het College op 10 februari 2006, waarin het beroep van appellanten ongegrond werd verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeerde dat appellanten geen rechtens te honoreren belang meer hadden bij een uitspraak in deze zaak, aangezien het geschil al door het College was beslecht. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 juli 2006, waarbij de Afdeling recht deed in naam der Koningin.

Uitspraak

200506365/1.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/935 van de rechtbank Almelo van 17 juni 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de Stichting Keten Kwaliteit Melk.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2003 heeft de Stichting Keten Kwaliteit Melk (hierna: de stichting) geweigerd appellanten te erkennen als bedoeld in artikel 2 van de Zuivelverordening 2002, Integrale borging kwaliteit boerderijmelk.
Bij besluit van 17 mei 2004 heeft de stichting het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) heeft het daartegen door appellanten ingestelde beroep doorgezonden naar de door hem tot kennisneming bevoegd geachte instantie, de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank).
Bij uitspraak van 17 juni 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard en het besluit van 17 mei 2004 vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 18 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 november 2005.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 22 mei 2006. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De rechtbank heeft overwogen dat niet de stichting, maar het Productschap Zuivel (hierna: het productschap) bevoegd is te beslissen op het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 18 december 2003. Zij heeft voorts overwogen ervan te hebben afgezien te bepalen dat de stichting het bezwaar in handen stelt van dat bestuursorgaan, daar ter zitting is gebleken dat het productschap bij besluit van 17 november 2004 alsnog op dat bezwaar heeft beslist.
2.2.    Voormeld besluit van het productschap is vervolgens onderwerp geweest van een procedure bij het College, dat bij uitspraak van 10 februari 2006 (kenmerk: AWB 04/967) het tegen dat besluit ingestelde beroep van appellanten ongegrond verklaard heeft.
2.3.    Niet valt in te zien welk rechtens te honoreren belang appellanten nog hebben bij een uitspraak van de Afdeling in deze zaak, nu het geschil door de uitspraak van het College is beslecht. Het hoger beroep van appellanten moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-Van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Haverkamp
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
306-514.