ECLI:NL:RVS:2006:AY3649

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603999/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor appartementen en patiowoningen te Heerlen

Op 4 juli 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen had op 21 december 2004 een bouwvergunning verleend aan Medilaco B.V. voor het bouwen van 14 appartementen en 7 patiowoningen op het perceel Frankenlaan 1 te Heerlen, onder verlening van vrijstelling. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, stelde dat de bouwplannen zijn bedrijfsvoering zouden belemmeren.

Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht op 27 april 2006, waarin het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard en het besluit op bezwaar werd vernietigd, heeft verzoeker bij de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek werd behandeld op 15 juni 2006, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.J.G. Palmen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi. Medilaco B.V. was ook aanwezig, vertegenwoordigd door mr. R.J.H.M. Crombaghs.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, T.M.A. Claessens, oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De Voorzitter concludeerde dat de genomen besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Gelet op de geluidsmetingen die het college had uitgevoerd, was het niet aannemelijk dat verzoeker in zijn bedrijfsvoering zou worden belemmerd door het bouwplan.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 juli 2006.

Uitspraak

200603999/2.
Datum uitspraak: 4 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/2006 van de rechtbank Maastricht van 27 april 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) aan Medilaco B.V. onder verlening van vrijstelling een bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van 14 appartementen en 7 patiowoningen op het perceel Frankenlaan 1 te Heerlen.
Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 april 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 29 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 mei 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker tevens de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2006, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. J.J.G. Palmen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Medilaco B.V., vertegenwoordigd door mr. R.J.H.M. Crombaghs, advocaat te Heerlen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.
2.3.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het, gelet op de geluidsmetingen die het college bij het nemen van de beslissing op bezwaar in zijn beoordeling heeft betrokken, niet op voorhand aannemelijk is dat verzoeker als gevolg van het bouwplan in zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd.
2.4.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Van den Ende
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2006
275.